Dutch
Detailed Translations for verspreiden from Dutch to English
verspreiden:
-
verspreiden (rondstrooien; verdeler; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verstrooien)
to spread; to disperse; to scatter; cast around; to sprinkle; to strew about; to sow; to toss about-
cast around verb
-
verspreiden (uitzwermen; zich verspreiden; uitwaaieren; waaieren)
-
verspreiden (alom bekend maken; verbreiden)
Conjugations for verspreiden:
o.t.t.
- verspreid
- verspreidt
- verspreidt
- verspreiden
- verspreiden
- verspreiden
o.v.t.
- verspreidde
- verspreidde
- verspreidde
- verspreidden
- verspreidden
- verspreidden
v.t.t.
- heb verspreid
- hebt verspreid
- heeft verspreid
- hebben verspreid
- hebben verspreid
- hebben verspreid
v.v.t.
- had verspreid
- had verspreid
- had verspreid
- hadden verspreid
- hadden verspreid
- hadden verspreid
o.t.t.t.
- zal verspreiden
- zult verspreiden
- zal verspreiden
- zullen verspreiden
- zullen verspreiden
- zullen verspreiden
o.v.t.t.
- zou verspreiden
- zou verspreiden
- zou verspreiden
- zouden verspreiden
- zouden verspreiden
- zouden verspreiden
diversen
- verspreid!
- verspreidt!
- verspreid
- verspreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verspreiden:
Wiktionary Translations for verspreiden:
verspreiden
Cross Translation:
verb
-
to scatter or spread
-
to cause to separate
-
to distribute loosely
-
to stretch out, expand
-
to disperse, scatter
-
(transitive) to disseminate, make known or present
-
(intransitive) to take up a larger area, expand
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verspreiden | → dissipate; waste; squander; disperse; chase away | ↔ dissiper — détruire en disperser. |
• verspreiden | → propagate; promote; spread; push | ↔ propager — multiplier par voie de génération, de reproduction. |