Noun | Related Translations | Other Translations |
distributor
|
distributeur; verbreider; verdeler; verspreider
|
afgeefster; distribuant; distributeur; distributeuse; ronddeler; uitdeelster; uitdeler; uitreikster; verspreidster
|
propagator
|
distributeur; verbreider; verdeler; verspreider
|
|
sow
|
|
zeug; zeugen
|
spread
|
|
banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij; spreiding
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
cast around
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
|
disperse
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uitwaaieren; uitzwermen; verdrijven; verjagen; verspreiden; waaieren; wegdrijven; wegjagen; zich verspreiden
|
scatter
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen
|
sow
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
bezaaien; inzaaien; uitstrooien; uitzaaien; zaaien
|
spread
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
een boodschap uitdragen; klaar leggen; spreiden; uitdragen; uitspreiden; uitwrijven; verkondigen; verwijden; voortwoekeren; wijder maken; zich verder verspreiden
|
sprinkle
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
begieten; besprenkelen; besproeien; gieten; schenken; sprenkelen; uitstorten; water geven
|
strew about
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
|
toss about
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
spread
|
|
gespreid
|