Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ontknopen:


Dutch

Detailed Translations for ontknopen from Dutch to English

ontknopen:

ontknopen verb (ontknoop, ontknoopt, ontknoopte, ontknoopten, ontknoopt)

  1. ontknopen (losknopen)
    to unravel; to untie; to fray; to loosen; to undo; to unlock; to unbutton; to ravel out
    • unravel verb (unravels, unravelled, unravelling)
    • untie verb (unties, untied, untying)
    • fray verb (frays, frayed, fraying)
    • loosen verb (loosens, loosened, loosening)
    • undo verb (undoes, undid, undoing)
    • unlock verb (unlocks, unlocked, unlocking)
    • unbutton verb (unbuttons, unbuttoned, unbuttoning)
    • ravel out verb (ravels out, ravelled out, ravelling out)
  2. ontknopen (oplossen; ontrafelen; ontraadselen; ontwarren)
    to solve; to unravel
    • solve verb (solves, solved, solving)
    • unravel verb (unravels, unravelled, unravelling)

Conjugations for ontknopen:

o.t.t.
  1. ontknoop
  2. ontknoopt
  3. ontknoopt
  4. ontknopen
  5. ontknopen
  6. ontknopen
o.v.t.
  1. ontknoopte
  2. ontknoopte
  3. ontknoopte
  4. ontknoopten
  5. ontknoopten
  6. ontknoopten
v.t.t.
  1. heb ontknoopt
  2. hebt ontknoopt
  3. heeft ontknoopt
  4. hebben ontknoopt
  5. hebben ontknoopt
  6. hebben ontknoopt
v.v.t.
  1. had ontknoopt
  2. had ontknoopt
  3. had ontknoopt
  4. hadden ontknoopt
  5. hadden ontknoopt
  6. hadden ontknoopt
o.t.t.t.
  1. zal ontknopen
  2. zult ontknopen
  3. zal ontknopen
  4. zullen ontknopen
  5. zullen ontknopen
  6. zullen ontknopen
o.v.t.t.
  1. zou ontknopen
  2. zou ontknopen
  3. zou ontknopen
  4. zouden ontknopen
  5. zouden ontknopen
  6. zouden ontknopen
en verder
  1. is ontknoopt
diversen
  1. ontknoop!
  2. ontknoopt!
  3. ontknoopt
  4. ontknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontknopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
undo terugdraaifase
VerbRelated TranslationsOther Translations
fray losknopen; ontknopen rafelen; rafels loslaten; uitrafelen
loosen losknopen; ontknopen afschroeven; detacheren; los worden; losdraaien; losgaan; loskrijgen; losmaken; losschroeven; loswerken; openschroeven; scheiden
ravel out losknopen; ontknopen rafelen
solve ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontcijferen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uit de war halen; uit elkaar halen
unbutton losknopen; ontknopen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen
undo losknopen; ontknopen delgen; loshaken; loshalen; loskrijgen; nullificeren; ondervangen; ongedaan maken; open krijgen; opheffen; te niet doen; teniet doen; tenietdoen; terugdraaien; uithalen; verijdelen; vernietigen
unlock losknopen; ontknopen ontgrendelen; ontsluiten; opendoen; opendraaien; openen; openmaken
unravel losknopen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; rafelen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
untie losknopen; ontknopen detacheren; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontrafelen; ontwarren; scheiden; tornen; uit de war halen; uit elkaar halen; uithalen; uittrekken