Dutch
Detailed Translations for afschroeven from Dutch to English
afschroeven:
-
afschroeven
Conjugations for afschroeven:
o.t.t.
- schroef af
- schroeft af
- schroeft af
- schroeven af
- schroeven af
- schroeven af
o.v.t.
- schroefde af
- schroefde af
- schroefde af
- schroefden af
- schroefden af
- schroefden af
v.t.t.
- heb afgeschroefd
- hebt afgeschroefd
- heeft afgeschroefd
- hebben afgeschroefd
- hebben afgeschroefd
- hebben afgeschroefd
v.v.t.
- had afgeschroefd
- had afgeschroefd
- had afgeschroefd
- hadden afgeschroefd
- hadden afgeschroefd
- hadden afgeschroefd
o.t.t.t.
- zal afschroeven
- zult afschroeven
- zal afschroeven
- zullen afschroeven
- zullen afschroeven
- zullen afschroeven
o.v.t.t.
- zou afschroeven
- zou afschroeven
- zou afschroeven
- zouden afschroeven
- zouden afschroeven
- zouden afschroeven
diversen
- schroef af!
- schroeft af!
- afgeschroefd
- afschroevende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afschroeven (losschroeven)
the unscrewing
Translation Matrix for afschroeven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
disconnect | loskoppelen | |
unscrewing | afschroeven; losschroeven | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
disconnect | afschroeven | afkoppelen; afzetten; openschroeven; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; verbinding verbreken |
loosen | afschroeven | detacheren; los worden; losdraaien; losgaan; losknopen; loskrijgen; losmaken; losschroeven; loswerken; ontknopen; openschroeven; scheiden |
screw off | afschroeven | losdraaien; losschroeven; openschroeven |
screw open | afschroeven | losdraaien; losschroeven |
unscrew | afschroeven | losdraaien; losschroeven; ontsluiten; opendraaien; openen; openschroeven |
External Machine Translations: