Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanstelling:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanstelling from Dutch to French

aanstelling:

aanstelling [de ~ (v)] noun

  1. de aanstelling (installatie; benoeming)
    l'emploi; la nomination; la fonction; l'élection

Translation Matrix for aanstelling:

NounRelated TranslationsOther Translations
emploi aanstelling; benoeming; installatie aanwenden; aanwending; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; behandeling; benutting; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; gebruik; gewoonte; hantering; inspanning; inzet; job; karwei; loonarbeid; loonwerk; positie; professie; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; toepassing; traditie; usance; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkverschaffing; werkzaamheid
fonction aanstelling; benoeming; installatie ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; beroep; betrekking; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; inspanning; job; positie; prestatie; professie; taak; vak; verrichting; werk; werkkring; werkplek; werkzaamheid
nomination aanstelling; benoeming; installatie nominatie; voordracht
élection aanstelling; benoeming; installatie keuze; selectie; uitverkiezing; uitverkoring; verkiezing

Wiktionary Translations for aanstelling:

aanstelling
noun
  1. situation dans une structure, place dans un ensemble de coordonnées ; lieu, point où une chose place, situation.

Cross Translation:
FromToVia
aanstelling nomination appointment — act of appointing; designation of a person to hold an office

External Machine Translations: