Noun | Related Translations | Other Translations |
fiel
|
|
godsdienstige; godvruchtige; vrome
|
franco
|
|
franc; frank
|
honesto
|
|
eerlijke; rechtschapene
|
honrado
|
|
eerlijke; rechtschapene
|
justo
|
|
eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
|
recto
|
|
endeldarm
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
real
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
aanzienlijk; aristocratisch; daadwerkelijk; deftig; echte; eigenlijk; feitelijk; gedistingeerd; imperiaal; in feite; in werkelijkheid; keizerlijk; koninklijk; reëel; royaal; vooraanstaand; voornaam; vorstelijk; werkelijk; werkelijke
|
-
|
oprecht; rechtvaardig
|
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
justo
|
|
precies goed
|
real
|
|
real
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
abiertamente
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
attent; contemplatief; cru; galant; gewoonweg; gladweg; hoffelijk; niet dicht; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechttoe rechtaan; ridderlijk; ronduit; voorkomend; vrij; vrijelijk; vrijuit
|
auténtico
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
authentiek; contemplatief; echt; effectief; heus; metterdaad; onvermengd; onvervalst; oorspronkelijk; origineel; puur; reëel; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; werkelijk; zuiver
|
bueno
|
braaf; eerlijk; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig
|
aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aardig; aimabel; attent; attractief; behulpzaam; bekoorlijk; bevallig; braaf; braafjes; charmant; correct; deugdzaam; fijn; goddelijk; goed; goedaardig; goedhartig; heerlijk; hemels; hulpvaardig; juist; knap; lekker; lief; momenteel; mooi; nou; nu; op dit moment; paradijselijk; plezierig; precies; prettig; smakelijk; subtiel; tegenwoordig; tja; verlokkend; verrukkelijk; voorbeeldig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig; zalig; ziezo; zoet
|
con sinceridad
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
ongeveinsd; oprecht
|
correcto
|
eerlijk; fair; open; oprecht; rechtschapen
|
beschaafd; chic; correct; deugdzaam; eerzaam; elegant; esthetisch; fatsoenlijk; foutloos; gepast; goed; juist; keurig; modieuze verfijning; netjes; netto; onbelast; onberispelijk; onbesproken; onvermengd; onversneden; ordentelijk; perfect; precies; puur; sec; smaakvol; stijlvol; terdege; verfijnd; volmaakt; wel degelijk; welgemanierd; welopgevoed; zedig; zuiver
|
de veras
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
daadwerkelijk; echt; effectief; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
de verdad
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
echt; effectief; gewoonweg; heus; klinkklaar; metterdaad; puur; regelrecht; reëel; ronduit; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
decente
|
eerlijk; fair
|
beschaafd; betamelijk; correct; decent; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwekkend; eerzaam; fatsoenlijk; gepast; geschikt; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; kies; kuis; maagdelijk; manierlijk; netjes; onberispelijk; onbesproken; onbevlekt; onschuldig; ordentelijk; proper; puur; rein; respectabel; schoon; sec; tof; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zedig; zindelijk; zuiver
|
directo
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
dadelijk; direct; directe; duidelijk; gelijk; koel; linea recta; meteen; nuchter; onmiddellijk; onverwijld; prompt; recht door zee; rechtstreeks; regelrecht; subiet; terstond; zakelijk
|
equitativo
|
eerlijk; fair
|
|
fiable
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
bedrijfszeker
|
fiel
|
braaf; eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; trouwhartig
|
expressief; getrouw; getrouwe; loyaal; loyale; natuurgetrouw; realistisch; sprekend; trouw; trouwe; vol uitdrukking; waarheidsgetrouw
|
francamente
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
botweg; cru; doodgewoon; gemeen; gewoonweg; gladweg; gulweg; klinkklaar; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onbewimpeld; onedel; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit; zuiver
|
franco
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
franco; frank; gratis; kosteloos; onbelemmerd; onbevangen; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverholen; onverhuld; open; openhartig; oprecht; pro deo; rechttoe; ronduit; volmondig; voor niets; vrachtvrij; vrij; vrijelijk; vrijuit; zonder kosten
|
genuino
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; onvermengd; puur; virginaal; waar; waarachtig; werkelijk; zuiver
|
honesto
|
braaf; eerlijk; fair; fideel; open; openhartig; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; trouwhartig
|
betamelijk; betrouwbaar; braafjes; degelijk; degelijke; deugdelijk; deugdzaam; echt; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; gedegen; geschikt; in hart en nieren; integer; keurig; kies; kuis; net; netjes; onbesproken; ongeveinsd; onkreukbaar; oprecht; ordentelijk; rechtgeaard; rechtschapen; rein; respectabel; schoon; tof; van goede hoedanigheid; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig
|
honrado
|
braaf; eerlijk; fair; fideel; open; openhartig; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; trouwhartig
|
contemplatief; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; getrouw; keurig; kies; loyaal; netjes; ordentelijk; respectabel; trouw; zedig
|
ingenuo
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
argeloos; goedgelovig; lichtgelovig; naief; natuurlijk; naïef; onbekrompen; onbevangen; ongedwongen; ongekunsteld; ongeveinsd; onnozel; oprecht; wereldvreemd
|
justo
|
eerlijk; fair; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
afgepast; billijk; contemplatief; correct; ferm; fiks; flink; gegrond; geldig; gepast; gerechtvaardigd; geschikt; gewettigd; goed; juist; keurig; kuis; net; net aan; netjes; precies; rechtmatig; rechtvaardig; redelijk; rein; schappelijk; schoon; stevig; terecht; valide; wetmatig; wettig
|
leal
|
braaf; eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; trouwhartig
|
getrouw; getrouwe; loyaal; loyale; toegewijd; trouw; trouwe
|
lealmente
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
|
no salado
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
|
obediente
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
braaf; deugdzaam; dienstbaar; gedienstig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; lief; meegaand; slaafs; soepel; tam; toegeeflijk; toegevend; volgzaam; voorbeeldig; vormbaar; zoet
|
puro
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
baarlijk; blank; echt; gaaf; gewoonweg; klinkklaar; kuis; louter; maagdelijk; net; onaangeraakt; onbesmet; onbevlekt; onbewimpeld; onbezwaard; ongelakt; ongerept; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onvervalst; onzinnig; openhartig; pure; puur; rechttoe; rein; ronduit; ruiterlijk; schoon; virginaal; vlekkeloos; zuiver; zuivere
|
realmente
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
alledaags; beslist; daadwerkelijk; echt; eenvoudig; feitelijk; geheid; gemeen; gewend; gewis; gewoon; gewoonweg; heus; in feite; in werkelijkheid; jazeker; klinkklaar; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; metterdaad; niets bijzonders; onedel; ordinair; rechttoe; reëel; stellig; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
recto
|
braaf; eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; trouwhartig
|
direct; duidelijk; integer; kaarsrecht; lijnrecht; linea recta; loodrecht; onbesproken; onkreukbaar; recht; recht door zee; rechtschapen; rechtstreeks; regelrecht
|
rotundamente
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
botweg; gewoonweg; gladaf; gladweg; ronduit
|
sin rebozo
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
ongeveinsd; oprecht
|
sin sal
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
flauw; laf; smakeloos; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos
|
sincero
|
braaf; echt; eerlijk; fair; fideel; menens; open; openhartig; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; ronduit; trouwhartig
|
diep; diepgevoeld; gemeend; goedbedoeld; innig; intens; intensief; intiem; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; van harte; vertrouwelijk; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijuit; welgemeend
|
veraz
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
|
verdadero
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
daadwerkelijk; echt; effectief; eigenlijk; feitelijk; gewoonweg; heus; in feite; in werkelijkheid; klinkklaar; metterdaad; ongeveinsd; onvermengd; oprecht; puur; rechttoe; reëel; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; werkelijk; zuiver
|
íntegro
|
eerlijk; fideel; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; rondborstig; trouwhartig
|
faliekant; finaal; gaaf; hartstikke; helemaal; integer; maagdelijk; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbeschadigd; onbesproken; ongebruikt; ongeopend; ongerept; onkreukbaar; onverkort; puntgaaf; puur; rechtschapen; vierkant; virginaal; volstrekt; zuiver
|