Summary
Dutch to English: more detail...
- vooruitbetalen:
-
Wiktionary:
- vooruitbetalen → pay in advance
Dutch
Detailed Translations for vooruitbetalen from Dutch to English
vooruitbetalen:
vooruitbetalen verb (betaal vooruit, betaalt vooruit, betaalde vooruit, betaalden vooruit, vooruitbetaald)
-
vooruitbetalen
Conjugations for vooruitbetalen:
o.t.t.
- betaal vooruit
- betaalt vooruit
- betaalt vooruit
- betalen vooruit
- betalen vooruit
- betalen vooruit
o.v.t.
- betaalde vooruit
- betaalde vooruit
- betaalde vooruit
- betaalden vooruit
- betaalden vooruit
- betaalden vooruit
v.t.t.
- heb vooruitbetaald
- hebt vooruitbetaald
- heeft vooruitbetaald
- hebben vooruitbetaald
- hebben vooruitbetaald
- hebben vooruitbetaald
v.v.t.
- had vooruitbetaald
- had vooruitbetaald
- had vooruitbetaald
- hadden vooruitbetaald
- hadden vooruitbetaald
- hadden vooruitbetaald
o.t.t.t.
- zal vooruitbetalen
- zult vooruitbetalen
- zal vooruitbetalen
- zullen vooruitbetalen
- zullen vooruitbetalen
- zullen vooruitbetalen
o.v.t.t.
- zou vooruitbetalen
- zou vooruitbetalen
- zou vooruitbetalen
- zouden vooruitbetalen
- zouden vooruitbetalen
- zouden vooruitbetalen
diversen
- betaal vooruit!
- betaalt vooruit!
- vooruitbetaald
- vooruitbetalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vooruitbetalen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
pay in advance | vooruitbetalen |
Wiktionary Translations for vooruitbetalen:
vooruitbetalen
verb
-
iets van tevoren betalen
- vooruitbetalen → pay in advance
External Machine Translations: