Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verspillen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verspillen from Dutch to English

verspillen:

verspillen verb (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)

  1. verspillen (verbrassen; verkwanselen; verkwisten; verkopen; verboemelen)
    to waste; to squander; to dissipate
    • waste verb (wastes, wasted, wasting)
    • squander verb (squanders, squandered, squandering)
    • dissipate verb (dissipates, dissipated, dissipating)
  2. verspillen (verdoen)
    to waste; to spill; to dissipate; slop; to mess; to squander
    • waste verb (wastes, wasted, wasting)
    • spill verb (spills, spilled, spilling)
    • dissipate verb (dissipates, dissipated, dissipating)
    • slop verb
    • mess verb (messes, messed, messing)
    • squander verb (squanders, squandered, squandering)

Conjugations for verspillen:

o.t.t.
  1. verspil
  2. verspilt
  3. verspilt
  4. verspillen
  5. verspillen
  6. verspillen
o.v.t.
  1. verspilde
  2. verspilde
  3. verspilde
  4. verspilden
  5. verspilden
  6. verspilden
v.t.t.
  1. heb verspild
  2. hebt verspild
  3. heeft verspild
  4. hebben verspild
  5. hebben verspild
  6. hebben verspild
v.v.t.
  1. had verspild
  2. had verspild
  3. had verspild
  4. hadden verspild
  5. hadden verspild
  6. hadden verspild
o.t.t.t.
  1. zal verspillen
  2. zult verspillen
  3. zal verspillen
  4. zullen verspillen
  5. zullen verspillen
  6. zullen verspillen
o.v.t.t.
  1. zou verspillen
  2. zou verspillen
  3. zou verspillen
  4. zouden verspillen
  5. zouden verspillen
  6. zouden verspillen
diversen
  1. verspil!
  2. verspilt!
  3. verspild
  4. verspillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verspillen:

NounRelated TranslationsOther Translations
mess bedrog; bende; berg; bocht; chaos; geklieder; heisa; heksenketel; hoop; keet; kliederboel; kliederen; knoeiboel; knoeierij; nep; opeenhoping; oplichterij; puinhoop; puinzooi; regelloosheid; rommel; rompslomp; rotzooi; smeerboel; smerig spul; soepzootje; toestand; troep; veel gedoe; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje; zwendelarij
spill lek; lekkage
waste afval; kolengruis; rotzooi; verkwisting; verspilling; vuilnis
VerbRelated TranslationsOther Translations
dissipate verboemelen; verbrassen; verdoen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen
mess verdoen; verspillen aanklooien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; kladden; klooien; knoeien; morsen; rotzooien; vlekken
slop verdoen; verspillen kladden; knoeien; morsen; vlekken
spill verdoen; verspillen kladden; knoeien; morsen; vlekken
squander verboemelen; verbrassen; verdoen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen opmaken; potverteren; versjacheren
waste verboemelen; verbrassen; verdoen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen iets bederven; verbeuzelen; verkankeren; verknoeien; verlummelen; verpesten

Wiktionary Translations for verspillen:

verspillen
verb
  1. door nalatigheid verloren laten gaan
verspillen
verb
  1. dish made by deep-frying
  2. to waste
  3. to squander

Cross Translation:
FromToVia
verspillen dissipate; waste; squander; disperse; chase away dissiperdétruire en disperser.
verspillen waste gaspiller — Dépenser, consommer avec prodigalité. (Sens général).
verspillen lavish; squander; waste prodiguerdonner, dépenser avec profusion.