Dutch
Detailed Translations for versagen from Dutch to English
versagen:
-
versagen
to flinch; to falter; to become disheartened; to become dispirited; to despond; to become despondent
Conjugations for versagen:
o.t.t.
- versaag
- versaagt
- versaagt
- versagen
- versagen
- versagen
o.v.t.
- versaagde
- versaagde
- versaagde
- versaagden
- versaagden
- versaagden
v.t.t.
- heb versaagd
- hebt versaagd
- heeft versaagd
- hebben versaagd
- hebben versaagd
- hebben versaagd
v.v.t.
- had versaagd
- had versaagd
- had versaagd
- hadden versaagd
- hadden versaagd
- hadden versaagd
o.t.t.t.
- zal versagen
- zult versagen
- zal versagen
- zullen versagen
- zullen versagen
- zullen versagen
o.v.t.t.
- zou versagen
- zou versagen
- zou versagen
- zouden versagen
- zouden versagen
- zouden versagen
diversen
- versaag!
- versaagt!
- versaagd
- versagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for versagen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
become despondent | versagen | moedeloos worden |
become disheartened | versagen | |
become dispirited | versagen | |
despond | versagen | |
falter | versagen | blijven steken; hakkelen; haperen; stamelen; stokken; stotteren; vastlopen; wankelen |
flinch | versagen |