Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. snippers:
  2. snipper:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for snippers from Dutch to English

snippers:

snippers [de ~] noun, plural

  1. de snippers (spaanders)
    the snips; the scraps; the chippings; the slivers; the shreds; the clippings; the cuttings; the lumps

Translation Matrix for snippers:

NounRelated TranslationsOther Translations
chippings snippers; spaanders
clippings snippers; spaanders knipsels; snoei
cuttings snippers; spaanders doorsneden; doorsnedes; doorsnijdingen; knipsels; scheuten; schoten; snoei; spruiten; stekken
lumps snippers; spaanders bobbels; knobbels
scraps snippers; spaanders knipsels
shreds snippers; spaanders knipsels
slivers snippers; spaanders knipsels; reepjes
snips snippers; spaanders knipjes; knipsels; snoei

Related Words for "snippers":


snipper:

snipper [de ~ (m)] noun

  1. de snipper (stukje papier)
    the scrap; the piece of paper

Translation Matrix for snipper:

NounRelated TranslationsOther Translations
piece of paper snipper; stukje papier blad; vel
scrap snipper; stukje papier afvalmateriaal; afvalstof; flard; homp; knipsel; lap; lor; metaal afval; oud ijzer; prul; schroot; uitvaagsel; uitval; vod; vodje
VerbRelated TranslationsOther Translations
scrap bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; laten uitvallen; matten; tot schroot verwerken; vechten; vernietigen

Related Words for "snipper":


Wiktionary Translations for snipper:

snipper
noun
  1. een klein deel, een stukje