Dutch
Detailed Translations for opkroppen from Dutch to English
opkroppen:
-
opkroppen (opstapelen; ophopen)
Conjugations for opkroppen:
o.t.t.
- krop op
- kropt op
- kropt op
- kroppen op
- kroppen op
- kroppen op
o.v.t.
- kropte op
- kropte op
- kropte op
- kropten op
- kropten op
- kropten op
v.t.t.
- heb opgekropt
- hebt opgekropt
- heeft opgekropt
- hebben opgekropt
- hebben opgekropt
- hebben opgekropt
v.v.t.
- had opgekropt
- had opgekropt
- had opgekropt
- hadden opgekropt
- hadden opgekropt
- hadden opgekropt
o.t.t.t.
- zal opkroppen
- zult opkroppen
- zal opkroppen
- zullen opkroppen
- zullen opkroppen
- zullen opkroppen
o.v.t.t.
- zou opkroppen
- zou opkroppen
- zou opkroppen
- zouden opkroppen
- zouden opkroppen
- zouden opkroppen
en verder
- is opgekropt
diversen
- krop op!
- kropt op!
- opgekropt
- opkroppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opkroppen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
accumulate | ophopen; opkroppen; opstapelen | aangroeien; accumuleren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; verenigen; verzamelen; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen |
bottle up | ophopen; opkroppen; opstapelen | |
pen up | ophopen; opkroppen; opstapelen |