Verb | Related Translations | Other Translations |
accompany
|
afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
|
begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen; wegbrengen
|
carry away
|
afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
|
in vervoering brengen; vervoeren
|
carry off
|
afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
|
wegleiden; wegvoeren
|
see off
|
afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
|
|
take away
|
afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
|
achteroverdrukken; afhalen; afnemen; benemen; dalen; declineren; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; meenemen; minder worden; minderen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; ophalen; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; tanen; teruggaan; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verminderen; vervallen; vervreemden; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
|
take in
|
afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
|
absorberen; binnenbrengen; binnenhalen; boodschappen doen; doorslikken; in zich opnemen; incorporeren; inhalen; inkopen; inkopen doen; inlijven; inslaan; naar binnen halen; naar boven halen; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen; slikken; winkelen
|