Dutch
Detailed Translations for liniëren from Dutch to English
liniëren:
-
liniëren (van lijnen voorzien; belijnen)
Conjugations for liniëren:
o.t.t.
- liniëer
- liniëert
- liniëert
- liniëren
- liniëren
- liniëren
o.v.t.
- liniëerde
- liniëerde
- liniëerde
- liniëerden
- liniëerden
- liniëerden
v.t.t.
- heb geliniëerd
- hebt geliniëerd
- heeft geliniëerd
- hebben geliniëerd
- hebben geliniëerd
- hebben geliniëerd
v.v.t.
- had geliniëerd
- had geliniëerd
- had geliniëerd
- hadden geliniëerd
- hadden geliniëerd
- hadden geliniëerd
o.t.t.t.
- zal liniëren
- zult liniëren
- zal liniëren
- zullen liniëren
- zullen liniëren
- zullen liniëren
o.v.t.t.
- zou liniëren
- zou liniëren
- zou liniëren
- zouden liniëren
- zouden liniëren
- zouden liniëren
diversen
- liniëer!
- liniëert!
- geliniëerd
- liniërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for liniëren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
line | aansluiting; afzetlint; colonne; connectie; contact; file; gelid; koord; kordon; lijn; lijntje; linie; lint; politielint; regel; rij; schriftlijn; streep; streepje; verbinding | |
stripe | lijn; linie; streep; striemen in de huid | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
line | belijnen; liniëren; van lijnen voorzien | lijnen; strepen; strepen trekken |
lineate | belijnen; liniëren; van lijnen voorzien | strepen; strepen trekken |
stripe | belijnen; liniëren; van lijnen voorzien | strepen; strepen trekken |