Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. landsheer:


Dutch

Detailed Translations for landsheer from Dutch to English

landsheer:

landsheer [de ~ (m)] noun

  1. de landsheer
    the sovereign lord; the ruler of the country; the master; the lord

Translation Matrix for landsheer:

NounRelated TranslationsOther Translations
lord landsheer baas; beheerser; bevelhebber; gebieder; heer; heerser; machthebber; meester; soeverein
master landsheer baas; commandant; deken van een gilde; docent; gezagvoerder; gildenmeester; heer; heerser; instructeur; kampioen; kapitein; leerkracht; leermeester; leraar; leraar op basisschool; machthebber; maestro; magister; meerdere; meester; model; onderwijzer; patroon; pedant; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; schipper; schoolmeester; soeverein; superieur
ruler of the country landsheer
sovereign lord landsheer
VerbRelated TranslationsOther Translations
master aanwennen; eigenmaken; gewend raken; leren; overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
lord jeetje

Related Words for "landsheer":

  • landsheren