Summary
Dutch
Detailed Translations for kuur from Dutch to English
kuur:
Translation Matrix for kuur:
Noun | Related Translations | Other Translations |
caprice | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag |
fancy | bui; gril; kuur; luim; nuk | keuze; smaak; voorkeur; voorliefde |
mood | bui; gril; kuur; luim; nuk | bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; psychische toestand; stemming |
quirk | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanwensel; rarigheid; tic; zenuwtrek; zenuwtrekking |
spur of the moment | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanval; bevlieging; opwelling; vlaag |
whim | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fancy | aanstaan; believen; goeddunken; houden van; lekker vinden; lusten; visualiseren |
Related Words for "kuur":
Wiktionary Translations for kuur:
kuur
Cross Translation:
noun
kuur
-
een behandeling ter genezing van een ziekte of een ongezonde situatie (zoals een verslaving)
- kuur → treatment
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kuur | → treatment; cure | ↔ cure — soin, souci. — En ce sens, il est surtout usité dans l’expression : n’avoir cure. |