Dutch
Detailed Translations for afgrendelen from Dutch to English
afgrendelen:
-
afgrendelen (afschermen)
-
afgrendelen (vergrendelen; locken; afsluiten; sluiten; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; dichtdoen; dichtmaken)
Conjugations for afgrendelen:
o.t.t.
- grendel af
- grendelt af
- grendelt af
- grendelen af
- grendelen af
- grendelen af
o.v.t.
- grendelde af
- grendelde af
- grendelde af
- grendelden af
- grendelden af
- grendelden af
v.t.t.
- heb afgegrendeld
- hebt afgegrendeld
- heeft afgegrendeld
- hebben afgegrendeld
- hebben afgegrendeld
- hebben afgegrendeld
v.v.t.
- had afgegrendeld
- had afgegrendeld
- had afgegrendeld
- hadden afgegrendeld
- hadden afgegrendeld
- hadden afgegrendeld
o.t.t.t.
- zal afgrendelen
- zult afgrendelen
- zal afgrendelen
- zullen afgrendelen
- zullen afgrendelen
- zullen afgrendelen
o.v.t.t.
- zou afgrendelen
- zou afgrendelen
- zou afgrendelen
- zouden afgrendelen
- zouden afgrendelen
- zouden afgrendelen
diversen
- grendel af!
- grendelt af!
- afgegrendeld
- afgrendelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afgrendelen
the sealing off
Translation Matrix for afgrendelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bar | bar; baton; buffet; café; coffeeshop; drankbuffet; dwarsbalk; dwarshout; gelagkamer; hindernis; hinderpaal; kroeg; kruishout; lokaliteit; pastille; plak; reep; reep chocolade; ritshout; roadblock; spijl; spon; staaf; staf; stang; stijl; stok; tablet; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog; tralie; versperring | |
lock | deurslot; geheel van sluizen; haarkuif; klamp; koeklauw; krul; krullende haarlok; krulletje; kuif; sas; schutsluisje; slot; sluis; sluiswerk; sluiswerken; verlaat | |
sealing off | afgrendelen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bar | afgrendelen; afschermen | barricaderen; traliën; versperren |
close off | afgrendelen; afschermen | |
lock | afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen | aandraaien; afsluiten; dichtdoen; door draaien vastmaken; schutten; vergrendelen |
shut out | afgrendelen; afschermen | buitensluiten; uitsluiten |
Wiktionary Translations for afgrendelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afgrendelen | → bolt; fasten; lock | ↔ verrouiller — fermer au verrou. |