Dutch
Detailed Translations for wennen from Dutch to Swedish
wennen:
-
wennen (gewendraken; aanpassen; aarden)
-
wennen (acclimatiseren)
Conjugations for wennen:
o.t.t.
- wen
- went
- went
- wennen
- wennen
- wennen
o.v.t.
- wende
- wende
- wende
- wenden
- wenden
- wenden
v.t.t.
- heb gewend
- hebt gewend
- heeft gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
v.v.t.
- had gewend
- had gewend
- had gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
o.t.t.t.
- zal wennen
- zult wennen
- zal wennen
- zullen wennen
- zullen wennen
- zullen wennen
o.v.t.t.
- zou wennen
- zou wennen
- zou wennen
- zouden wennen
- zouden wennen
- zouden wennen
diversen
- wen !
- went !
- gewend
- wennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wennen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
acklimatisera sig | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | |
acklimatiseras | acclimatiseren; wennen | |
anpassa sig | acclimatiseren; wennen | zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar |
komma tillrätta | acclimatiseren; wennen | |
slå sig till ro | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | |
vänja sig | acclimatiseren; wennen | |
vänja sig vid | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | gewennen |
Related Definitions for "wennen":
Wiktionary Translations for wennen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wennen | → vänja; vänja sig | ↔ accoutumer — Amener à prendre une habitude |