Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. steek:
  2. steken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for steek from Dutch to Swedish

steek:

steek [de ~ (m)] noun

  1. de steek (messteek)
    knivhugg
  2. de steek (pijn in de zij)
    stick

Translation Matrix for steek:

NounRelated TranslationsOther Translations
knivhugg messteek; steek
stick pijn in de zij; steek afdruk; doorn; graveerwerk; graveren; gravure; print; stekel
VerbRelated TranslationsOther Translations
stick bekijken; dood kunnen vallen; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren

Related Words for "steek":


Wiktionary Translations for steek:


Cross Translation:
FromToVia
steek stygn stitch — single pass of the needle in sewing

steken:

steken verb (steek, steekt, stak, staken, gestoken)

  1. steken (steken geven; prikken)
    stinga; sticka
    • stinga verb (stinger, stack, stungit)
    • sticka verb (sticker, stack, stuckit)

Conjugations for steken:

o.t.t.
  1. steek
  2. steekt
  3. steekt
  4. steken
  5. steken
  6. steken
o.v.t.
  1. stak
  2. stak
  3. stak
  4. staken
  5. staken
  6. staken
v.t.t.
  1. heb gestoken
  2. hebt gestoken
  3. heeft gestoken
  4. hebben gestoken
  5. hebben gestoken
  6. hebben gestoken
v.v.t.
  1. had gestoken
  2. had gestoken
  3. had gestoken
  4. hadden gestoken
  5. hadden gestoken
  6. hadden gestoken
o.t.t.t.
  1. zal steken
  2. zult steken
  3. zal steken
  4. zullen steken
  5. zullen steken
  6. zullen steken
o.v.t.t.
  1. zou steken
  2. zou steken
  3. zou steken
  4. zouden steken
  5. zouden steken
  6. zouden steken
en verder
  1. ben gestoken
  2. bent gestoken
  3. is gestoken
  4. zijn gestoken
  5. zijn gestoken
  6. zijn gestoken
diversen
  1. steek!
  2. steekt!
  3. gestoken
  4. stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for steken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sticka prikken; steken; steken geven aftroeven; breien; doorprikken; een por geven; klitten; openprikken; opkrassen; overtroeven; porren; prikken in; samenplakken; stoten; voorsnijden
stinga prikken; steken; steken geven

Related Words for "steken":


Related Definitions for "steken":

  1. eraan besteden1
    • hij steekt al zijn geld in CD's1
  2. erin vastzitten1
    • we bleven steken in de nauwe gang1
  3. hem raken met een puntig voorwerp1
    • de wesp stak in mijn wang1
  4. het erin of erop doen1
    • zij steekt de sleutel in het slot1

Wiktionary Translations for steken:


Cross Translation:
FromToVia
steken packa bag — to put into a bag
steken sticka stab — To pierce or wound with pointed object
steken använda; begagna; bruka; lägga; ställa; sätta appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
steken anmäla; annonsera; bebåda; introducera; meddela introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
steken lägga; ställa; sätta mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
steken sticka piquer — Traductions à trier suivant le sens
steken knivhugga poignarderfrapper, blesser, tuer avec un poignard.
steken lägga; ställa; sätta; bygga; inreda; inställa; göra poserplacer, mettre sur quelque chose.

Related Translations for steek