Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. speelsheid:
  2. speels:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for speelsheid from Dutch to Swedish

speelsheid:

speelsheid [de ~ (v)] noun

  1. de speelsheid (dartelheid)
    livlighet; ysterhet

Translation Matrix for speelsheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
livlighet dartelheid; speelsheid beweeglijkheid; drukte; kwiekheid; levendigheid; ongedurigheid; opgewektheid; vrolijkheid
ysterhet dartelheid; speelsheid

Related Words for "speelsheid":


speels:


Translation Matrix for speels:

NounRelated TranslationsOther Translations
livlig pittigheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
lekfull dartel; losjes; luchthartig; luchtig; speels
lekfullt dartel; losjes; luchthartig; luchtig; speels
livlig dartel; speels actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; geanimeerd; levendig; verhit; vief; vol fut; vurig
livligt dartel; speels aangenaam; actief; beweeglijk; blij; blijmoedig; dartel; dynamisch; energiek; geanimeerd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; plezierig; tierig; verhit; vief; vol fut; vrolijk; vurig
ystert dartel; speels

Related Words for "speels":


Wiktionary Translations for speels:


Cross Translation:
FromToVia
speels lynnig; nyckfull launischunstet, unzuverlässig, flippig, schlechtgelaunt, unberechenbar
speels besynnerlig; egendomlig; konstig; märklig; underlig whimsical — Given to whimsy; capricious; odd; peculiar; playful; light-hearted or amusing