Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. snauw:
  2. snauwen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for snauw from Dutch to Swedish

snauw:

snauw [de ~ (m)] noun

  1. de snauw (grauw; grom)

Translation Matrix for snauw:

NounRelated TranslationsOther Translations
grymtning grauw; grom; snauw knor
morrning grauw; grom; snauw

Related Words for "snauw":


snauwen:

snauwen verb (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)

  1. snauwen (grauwen)
    morra; brumma
    • morra verb (morrar, morrade, morrat)
    • brumma verb (brummar, brummade, brummat)
  2. snauwen (toesnauwen; afsnauwen; afblaffen; afbekken)
    snäsa
    • snäsa verb (snäser, snäste, snäst)
  3. snauwen (toesnauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten; afbekken)
    fräsa åt
    • fräsa åt verb (fräser åt, fräste åt, fräst åt)

Conjugations for snauwen:

o.t.t.
  1. snauw
  2. snauwt
  3. snauwt
  4. snauwen
  5. snauwen
  6. snauwen
o.v.t.
  1. snauwde
  2. snauwde
  3. snauwde
  4. snauwden
  5. snauwden
  6. snauwden
v.t.t.
  1. heb gesnauwd
  2. hebt gesnauwd
  3. heeft gesnauwd
  4. hebben gesnauwd
  5. hebben gesnauwd
  6. hebben gesnauwd
v.v.t.
  1. had gesnauwd
  2. had gesnauwd
  3. had gesnauwd
  4. hadden gesnauwd
  5. hadden gesnauwd
  6. hadden gesnauwd
o.t.t.t.
  1. zal snauwen
  2. zult snauwen
  3. zal snauwen
  4. zullen snauwen
  5. zullen snauwen
  6. zullen snauwen
o.v.t.t.
  1. zou snauwen
  2. zou snauwen
  3. zou snauwen
  4. zouden snauwen
  5. zouden snauwen
  6. zouden snauwen
en verder
  1. ben gesnauwd
  2. bent gesnauwd
  3. is gesnauwd
  4. zijn gesnauwd
  5. zijn gesnauwd
  6. zijn gesnauwd
diversen
  1. snauw!
  2. snauwt!
  3. gesnauwd
  4. snauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snauwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
brumma grauwen; snauwen dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen; knorren; knorrend geluid maken; zoeven
fräsa åt afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen
morra grauwen; snauwen grommen
snäsa afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toesnauwen bruuskeren; onheus bejegenen

Related Words for "snauwen":


Wiktionary Translations for snauwen:


Cross Translation:
FromToVia
snauwen grymta; morra grogner — Faire entendre son cri, en parlant du loup ou du chien

External Machine Translations: