Dutch
Detailed Translations for lawaai maken from Dutch to Swedish
lawaai maken:
-
lawaai maken
Conjugations for lawaai maken:
o.t.t.
- maak lawaai
- maakt lawaai
- maakt lawaai
- maken lawaai
- maken lawaai
- maken lawaai
o.v.t.
- maakte lawaai
- maakte lawaai
- maakte lawaai
- maakten lawaai
- maakten lawaai
- maakten lawaai
v.t.t.
- heb lawaai gemaakt
- hebt lawaai gemaakt
- heeft lawaai gemaakt
- hebben lawaai gemaakt
- hebben lawaai gemaakt
- hebben lawaai gemaakt
v.v.t.
- had lawaai gemaakt
- had lawaai gemaakt
- had lawaai gemaakt
- hadden lawaai gemaakt
- hadden lawaai gemaakt
- hadden lawaai gemaakt
o.t.t.t.
- zal lawaai maken
- zult lawaai maken
- zal lawaai maken
- zullen lawaai maken
- zullen lawaai maken
- zullen lawaai maken
o.v.t.t.
- zou lawaai maken
- zou lawaai maken
- zou lawaai maken
- zouden lawaai maken
- zouden lawaai maken
- zouden lawaai maken
diversen
- maak lawaai!
- maakt lawaai!
- lawaai gemaakt
- lawaai makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lawaai maken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
föra oväsen | lawaai maken | |
larma | lawaai maken | beangstigen; benauwen |