Dutch
Detailed Translations for inwijden from Dutch to Swedish
inwijden:
-
inwijden (plechtig bevestigen; inaugureren; inhuldigen)
-
inwijden (inzegenen; wijden; zegenen; heiligen)
Conjugations for inwijden:
o.t.t.
- wijd in
- wijdt in
- wijdt in
- wijden in
- wijden in
o.v.t.
- wijdde in
- wijdde in
- wijdde in
- wijdden in
- wijdden in
- wijdden in
v.t.t.
- heb ingewijd
- hebt ingewijd
- heeft ingewijd
- hebben ingewijd
- hebben ingewijd
- hebben ingewijd
v.v.t.
- had ingewijd
- had ingewijd
- had ingewijd
- hadden ingewijd
- hadden ingewijd
- hadden ingewijd
o.t.t.t.
- zal inwijden
- zult inwijden
- zal inwijden
- zullen inwijden
- zullen inwijden
- zullen inwijden
o.v.t.t.
- zou inwijden
- zou inwijden
- zou inwijden
- zouden inwijden
- zouden inwijden
- zouden inwijden
en verder
- ben ingewijd
- bent ingewijd
- is ingewijd
- zijn ingewijd
- zijn ingewijd
- zijn ingewijd
diversen
- wijd in!
- wijdt in!
- ingewijd
- inwijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inwijden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
helga | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen | |
installera | inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen | aanstellen; benoemen; inrichten; installeren |
insätta i ämbetet | inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen | |
välsigna | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen |
External Machine Translations: