Summary
Dutch
Detailed Translations for graven from Dutch to Swedish
graven:
Conjugations for graven:
o.t.t.
- graaf
- graaft
- graaft
- graven
- graven
- graven
o.v.t.
- groef
- groef
- groef
- groeven
- groeven
- groeven
v.t.t.
- heb gegraven
- hebt gegraven
- heeft gegraven
- hebben gegraven
- hebben gegraven
- hebben gegraven
v.v.t.
- had gegraven
- had gegraven
- had gegraven
- hadden gegraven
- hadden gegraven
- hadden gegraven
o.t.t.t.
- zal graven
- zult graven
- zal graven
- zullen graven
- zullen graven
- zullen graven
o.v.t.t.
- zou graven
- zou graven
- zou graven
- zouden graven
- zouden graven
- zouden graven
en verder
- is gegraven
- zijn gegraven
diversen
- graaf!
- graaft!
- gegraven
- gravend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for graven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gräva | delven; graven | doorwroeten; graaien; grabbelen; snuffelen; woelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen |
gräva upp | graven; opdelven; opgraven; scheppen | afgraven; opduikelen; opscharrelen; opsnorren; rooien; uitgraven |
gräva ut | graven; opdelven; opgraven; scheppen |
Wiktionary Translations for graven:
graven
Cross Translation:
verb
-
een gat in de grond maken met de handen of met een graafwerktuig
- graven → gräva
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• graven | → gräva | ↔ dig — to move hard-packed earth out of the way |
• graven | → undersöka | ↔ drill — to investigate closer |
• graven | → rota; böka | ↔ root — rummage, root out |
• graven | → gräva | ↔ creuser — Faire un trou, un orifice. |