Summary


Dutch

Detailed Translations for bult from Dutch to Swedish

bult:

bult [de ~ (m)] noun

  1. de bult (bochel)
    puckel
  2. de bult (buil; bobbel; knobbel)
    svullnad
  3. de bult (zwelling; bolling; steenpuist; )
    bula; blåmärke; svällning
  4. de bult (heuvel)
    höjd; kulle
  5. de bult (zwelling; bolling; bobbel; )
    böld; svullnande
  6. de bult (kneuswond; kneuzing; letsel; buil)

Translation Matrix for bult:

NounRelated TranslationsOther Translations
blåmärke bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling
bula bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling bluts; deuk; instulping; kwetsuur; letsel
böld bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling abces; bluts; etterbuil; steenpuist
få blåmärken buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel
höjd bult; heuvel hoogte; hoogtelijn; niveaulijn; rijzigheid
kulle bult; heuvel bergje; heuveltje; kleine berg; terp
puckel bochel; bult
svullnad bobbel; buil; bult; knobbel kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; opzetting; zwelling
svullnande bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling
svällning bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling trap uitvoeren

Related Words for "bult":

  • bulten

Wiktionary Translations for bult:


Cross Translation:
FromToVia
bult utbuktning; knöl; bula bulge — Something sticking out
bult puckel bosseenflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.