Dutch
Detailed Translations for af from Dutch to Swedish
af:
-
af (voltooid; over; klaar; uit; afgelopen; geëindigd; gereed; voorbij; afgedaan)
-
af (volbracht; gedaan; gereed; klaar; beëindigd)
-
af (naar beneden)
-
af (voltooid; klaar; beëindigd; over; afgelopen; gereed; uit; gedaan; gepleegd; geëindigd; voorbij)
färdigt; avslutad; fullständig; fullständigt-
färdigt adj
-
avslutad adj
-
fullständig adj
-
fullständigt adj
-