Dutch
Detailed Translations for aanvoelen from Dutch to Swedish
aanvoelen:
-
aanvoelen (voorvoelen)
Conjugations for aanvoelen:
o.t.t.
- voel aan
- voelt aan
- voelt aan
- voelen aan
- voelen aan
- voelen aan
o.v.t.
- voelde aan
- voelde aan
- voelde aan
- voelden aan
- voelden aan
- voelden aan
v.t.t.
- heb aangevoeld
- hebt aangevoeld
- heeft aangevoeld
- hebben aangevoeld
- hebben aangevoeld
- hebben aangevoeld
v.v.t.
- had aangevoeld
- had aangevoeld
- had aangevoeld
- hadden aangevoeld
- hadden aangevoeld
- hadden aangevoeld
o.t.t.t.
- zal aanvoelen
- zult aanvoelen
- zal aanvoelen
- zullen aanvoelen
- zullen aanvoelen
- zullen aanvoelen
o.v.t.t.
- zou aanvoelen
- zou aanvoelen
- zou aanvoelen
- zouden aanvoelen
- zouden aanvoelen
- zouden aanvoelen
diversen
- voel aan!
- voelt aan!
- aangevoeld
- aanvoelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanvoelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
känsla | aanvoelen; feeling; gevoel | aftasten; afvoelen; emotie; gemoedsaandoening; gemoedsbeweging; gevoel; ontroering; sentiment; speurzin; tasten; vertedering; voelen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ana i förväg | aanvoelen; voorvoelen | |
förvänta sig | aanvoelen; voorvoelen | |
känna på sig | aanvoelen; voorvoelen | |
vänta sig | aanvoelen; voorvoelen | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien |
External Machine Translations: