Dutch
Detailed Translations for voorzet from Dutch to French
voorzet:
-
de voorzet
Translation Matrix for voorzet:
Noun | Related Translations | Other Translations |
trait | voorzet | dronk; eigenschap; gelaatstrek; gezichtsrimpel; haal; haal met de pen; haaltje; karaktereigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; kras; kwalititeit; kwaststreek; lijn; lijntje; linie; pennekras; pennenstreek; rimpel; ruk; schimpscheut; schreef; slok; stigma; streep; streepje; teug; trek; trekje; trekje aan een sigaret; typering |
trait d'échecs | voorzet |
Related Words for "voorzet":
voorzetten:
-
het voorzetten (voorplakken; aanhechten; voorvoegen)
-
voorzetten (opdienen; bedienen; opdissen; aan tafel bedienen)
servir; servir à table; prendre soin de; fournir; se charger de; offrir; présenter; mettre en avant; mettre; s'occuper de-
servir verb (sers, sert, servons, servez, servent, servais, servait, servions, serviez, servaient, servis, servit, servîmes, servîtes, servirent, servirai, serviras, servira, servirons, servirez, serviront)
-
servir à table verb
-
prendre soin de verb
-
fournir verb (fournis, fournit, fournissons, fournissez, fournissent, fournissais, fournissait, fournissions, fournissiez, fournissaient, fournîmes, fournîtes, fournirent, fournirai, fourniras, fournira, fournirons, fournirez, fourniront)
-
se charger de verb
-
offrir verb (offre, offres, offrons, offrez, offrent, offrais, offrait, offrions, offriez, offraient, offris, offrit, offrîmes, offrîtes, offrirent, offrirai, offriras, offrira, offrirons, offrirez, offriront)
-
présenter verb (présente, présentes, présentons, présentez, présentent, présentais, présentait, présentions, présentiez, présentaient, présentai, présentas, présenta, présentâmes, présentâtes, présentèrent, présenterai, présenteras, présentera, présenterons, présenterez, présenteront)
-
mettre en avant verb
-
mettre verb (mets, met, mettons, mettez, mettent, mettais, mettait, mettions, mettiez, mettaient, mis, mit, mîmes, mîtes, mirent, mettrai, mettras, mettra, mettrons, mettrez, mettront)
-
s'occuper de verb
-
Conjugations for voorzetten:
o.t.t.
- zet voor
- zet voor
- zet voor
- zetten voor
- zetten voor
- zetten voor
o.v.t.
- zette voor
- zette voor
- zette voor
- zetten voor
- zetten voor
- zetten voor
v.t.t.
- heb voorgezet
- hebt voorgezet
- heeft voorgezet
- hebben voorgezet
- hebben voorgezet
- hebben voorgezet
v.v.t.
- had voorgezet
- had voorgezet
- had voorgezet
- hadden voorgezet
- hadden voorgezet
- hadden voorgezet
o.t.t.t.
- zal voorzetten
- zult voorzetten
- zal voorzetten
- zullen voorzetten
- zullen voorzetten
- zullen voorzetten
o.v.t.t.
- zou voorzetten
- zou voorzetten
- zou voorzetten
- zouden voorzetten
- zouden voorzetten
- zouden voorzetten
diversen
- zet voor!
- zet voor!
- voorgezet
- voorzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze