Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vitten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vitten from Dutch to French

vitten:

vitten verb (vit, vitte, vitten, gevit)

  1. vitten
    chicaner sur; fustiger; faire la critique; critiquer
    • fustiger verb (fustige, fustiges, fustigeons, fustigez, )
    • critiquer verb (critique, critiques, critiquons, critiquez, )

Conjugations for vitten:

o.t.t.
  1. vit
  2. vit
  3. vit
  4. vitten
  5. vitten
  6. vitten
o.v.t.
  1. vitte
  2. vitte
  3. vitte
  4. vitten
  5. vitten
  6. vitten
v.t.t.
  1. heb gevit
  2. hebt gevit
  3. heeft gevit
  4. hebben gevit
  5. hebben gevit
  6. hebben gevit
v.v.t.
  1. had gevit
  2. had gevit
  3. had gevit
  4. hadden gevit
  5. hadden gevit
  6. hadden gevit
o.t.t.t.
  1. zal vitten
  2. zult vitten
  3. zal vitten
  4. zullen vitten
  5. zullen vitten
  6. zullen vitten
o.v.t.t.
  1. zou vitten
  2. zou vitten
  3. zou vitten
  4. zouden vitten
  5. zouden vitten
  6. zouden vitten
diversen
  1. vit!
  2. vit!
  3. gevit
  4. vittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vitten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
chicaner sur vitten
critiquer vitten aanmerken; aanmerking maken; aanrekenen; aanwrijven; afkeuren; afkraken; beoordelen; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; goed- of afkeuren; hekelen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; katten; kraken; kritiseren; kwalijk nemen; laken; nadragen; veroordelen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
faire la critique vitten bekritiseren
fustiger vitten

Wiktionary Translations for vitten:

vitten
Cross Translation:
FromToVia
vitten pinailler; chercher la petite bête; chipoter; chicaner nitpick — to correct minutiae or find fault