Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitkienen:


Dutch

Detailed Translations for uitkienen from Dutch to French

uitkienen:

uitkienen verb (kien uit, kient uit, kiende uit, kienden uit, uitgekiend)

  1. uitkienen (uitknobbelen; uitdenken; uitdokteren)
    inventer; concocter; imaginer; fabriquer
    • inventer verb (invente, inventes, inventons, inventez, )
    • concocter verb (concocte, concoctes, concoctons, concoctez, )
    • imaginer verb (imagine, imagines, imaginons, imaginez, )
    • fabriquer verb (fabrique, fabriques, fabriquons, fabriquez, )

Conjugations for uitkienen:

o.t.t.
  1. kien uit
  2. kient uit
  3. kient uit
  4. kienen uit
  5. kienen uit
  6. kienen uit
o.v.t.
  1. kiende uit
  2. kiende uit
  3. kiende uit
  4. kienden uit
  5. kienden uit
  6. kienden uit
v.t.t.
  1. heb uitgekiend
  2. hebt uitgekiend
  3. heeft uitgekiend
  4. hebben uitgekiend
  5. hebben uitgekiend
  6. hebben uitgekiend
v.v.t.
  1. had uitgekiend
  2. had uitgekiend
  3. had uitgekiend
  4. hadden uitgekiend
  5. hadden uitgekiend
  6. hadden uitgekiend
o.t.t.t.
  1. zal uitkienen
  2. zult uitkienen
  3. zal uitkienen
  4. zullen uitkienen
  5. zullen uitkienen
  6. zullen uitkienen
o.v.t.t.
  1. zou uitkienen
  2. zou uitkienen
  3. zou uitkienen
  4. zouden uitkienen
  5. zouden uitkienen
  6. zouden uitkienen
en verder
  1. ben uitgekiend
  2. bent uitgekiend
  3. is uitgekiend
  4. zijn uitgekiend
  5. zijn uitgekiend
  6. zijn uitgekiend
diversen
  1. kien uit!
  2. kient uit!
  3. uitgekiend
  4. uitkienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitkienen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
concocter uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen
fabriquer uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; uithalen; uitspoken; vervaardigen; voortbrengen; zich voltrekken
imaginer uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen bedenken; beramen; fantaseren; plannen; ramen; schatten; taxeren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
inventer uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen uitvinden