Summary


Dutch

Detailed Translations for stok from Dutch to French

stok:

stok [de ~ (m)] noun

  1. de stok (staaf; baton; stang; staf)
    le bâton; le barreau; la barre; le lingot; le rayon; la tringle; le rai

Translation Matrix for stok:

NounRelated TranslationsOther Translations
barre baton; staaf; staf; stang; stok balie; balkonhek; balustrade; chocolade; chocoladereep; gelid; gerecht; gerechtshof; getuigenbank; hof; lijn; linie; pastille; plak; rechtbank; reep; reep chocolade; rij; schreef; staaf; streep; tablet; tribunaal
barreau baton; staaf; staf; stang; stok spijl; stijl; tralie
bâton baton; staaf; staf; stang; stok bâton; dirigeerstaf; duimstok; maatstaf; maatstok; pastille; plak; reep; reep chocolade; reepje; staaf; staak; tablet
lingot baton; staaf; staf; stang; stok blok
rai baton; staaf; staf; stang; stok spaak
rayon baton; staaf; staf; stang; stok afdeling; basisbestanddeel; bestanddeel; bestuursregio; boekenplank; component; deel; departement; detachement; divisie; element; erf; fractie; grondgebied; ingrediënt; legbord; onderdeel; plank; radiatie; radius; rek; schap; sectie; spaak; spaak van een fietswiel; sprankeltje; straal; straalbundel; stralenbundel; straling; stuk; tak; terrein; territorium; uitstraling; vakgroep; vonkje; wielspaak
tringle baton; staaf; staf; stang; stok traproede

Related Words for "stok":


Related Definitions for "stok":

  1. lang, dun, rond stuk hout1
    • hij sloeg de hond met een stok1

Wiktionary Translations for stok:

stok
noun
  1. langwerpig voorwerp om te stoten, slaan, aanraken, aangeven (van toon), steken, te likken of te prikken
stok
noun
  1. Morceau de bois assez long
  2. Nom générique donner à plusieurs espèces de roseaux, tels que le roseau commun, la canne d’Inde, la canne odorante, le bambou, etc.
  3. Pieu

Cross Translation:
FromToVia
stok canne cane — a short wooden or bamboo rod or stick used for corporal punishment
stok bastonnade cane — the cane: corporal punishment consisting of a beating with a cane
stok perchoir perch — rod used by bird
stok bâton stick — long piece of wood
stok canne walking stick — cane

stokken:

stokken verb (stok, stokt, stokte, stokten, gestokt)

  1. stokken (blijven steken; vastlopen; haperen)
    être bloqué; hésiter; tomber à plat
    • hésiter verb (hésite, hésites, hésitons, hésitez, )

Conjugations for stokken:

o.t.t.
  1. stok
  2. stokt
  3. stokt
  4. stokken
  5. stokken
  6. stokken
o.v.t.
  1. stokte
  2. stokte
  3. stokte
  4. stokten
  5. stokten
  6. stokten
v.t.t.
  1. heb gestokt
  2. hebt gestokt
  3. heeft gestokt
  4. hebben gestokt
  5. hebben gestokt
  6. hebben gestokt
v.v.t.
  1. had gestokt
  2. had gestokt
  3. had gestokt
  4. hadden gestokt
  5. hadden gestokt
  6. hadden gestokt
o.t.t.t.
  1. zal stokken
  2. zult stokken
  3. zal stokken
  4. zullen stokken
  5. zullen stokken
  6. zullen stokken
o.v.t.t.
  1. zou stokken
  2. zou stokken
  3. zou stokken
  4. zouden stokken
  5. zouden stokken
  6. zouden stokken
en verder
  1. ben gestokt
  2. bent gestokt
  3. is gestokt
  4. zijn gestokt
  5. zijn gestokt
  6. zijn gestokt
diversen
  1. stok!
  2. stokt!
  3. gestokt
  4. stokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stokken [de ~] noun, plural

  1. de stokken (wandelstokken)
    la cannes; le sticks; la crosses

Translation Matrix for stokken:

NounRelated TranslationsOther Translations
cannes stokken; wandelstokken rietstengels
crosses stokken; wandelstokken
sticks stokken; wandelstokken
VerbRelated TranslationsOther Translations
hésiter blijven steken; haperen; stokken; vastlopen aarzelen; dubben; onzeker zijn; talmen; twijfelen; weifelen
tomber à plat blijven steken; haperen; stokken; vastlopen
être bloqué blijven steken; haperen; stokken; vastlopen op hetzelfde niveau blijven; stagneren; vast komen zitten; vastlopen

Related Words for "stokken":


Related Translations for stok