Summary
Dutch
Detailed Translations for stok from Dutch to French
stok:
Translation Matrix for stok:
Related Words for "stok":
Related Definitions for "stok":
Wiktionary Translations for stok:
stok
Cross Translation:
noun
stok
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stok | → canne | ↔ cane — a short wooden or bamboo rod or stick used for corporal punishment |
• stok | → bastonnade | ↔ cane — the cane: corporal punishment consisting of a beating with a cane |
• stok | → perchoir | ↔ perch — rod used by bird |
• stok | → bâton | ↔ stick — long piece of wood |
• stok | → canne | ↔ walking stick — cane |
stokken:
-
stokken (blijven steken; vastlopen; haperen)
être bloqué; hésiter; tomber à plat-
être bloqué verb
-
hésiter verb (hésite, hésites, hésitons, hésitez, hésitent, hésitais, hésitait, hésitions, hésitiez, hésitaient, hésitai, hésitas, hésita, hésitâmes, hésitâtes, hésitèrent, hésiterai, hésiteras, hésitera, hésiterons, hésiterez, hésiteront)
-
tomber à plat verb
-
Conjugations for stokken:
o.t.t.
- stok
- stokt
- stokt
- stokken
- stokken
- stokken
o.v.t.
- stokte
- stokte
- stokte
- stokten
- stokten
- stokten
v.t.t.
- heb gestokt
- hebt gestokt
- heeft gestokt
- hebben gestokt
- hebben gestokt
- hebben gestokt
v.v.t.
- had gestokt
- had gestokt
- had gestokt
- hadden gestokt
- hadden gestokt
- hadden gestokt
o.t.t.t.
- zal stokken
- zult stokken
- zal stokken
- zullen stokken
- zullen stokken
- zullen stokken
o.v.t.t.
- zou stokken
- zou stokken
- zou stokken
- zouden stokken
- zouden stokken
- zouden stokken
en verder
- ben gestokt
- bent gestokt
- is gestokt
- zijn gestokt
- zijn gestokt
- zijn gestokt
diversen
- stok!
- stokt!
- gestokt
- stokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stokken (wandelstokken)
Translation Matrix for stokken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cannes | stokken; wandelstokken | rietstengels |
crosses | stokken; wandelstokken | |
sticks | stokken; wandelstokken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hésiter | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | aarzelen; dubben; onzeker zijn; talmen; twijfelen; weifelen |
tomber à plat | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | |
être bloqué | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | op hetzelfde niveau blijven; stagneren; vast komen zitten; vastlopen |