Dutch

Detailed Translations for ordinair from Dutch to French

ordinair:


Translation Matrix for ordinair:

NounRelated TranslationsOther Translations
courant beek; beekje; drift; driftstroom; elektriciteit; geestesrichting; geestesstroming; rivier; stroming; stroom; stroompje; zeestroming
ModifierRelated TranslationsOther Translations
banal grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair alledaagse; banaal; courant; futiel; gangbaar; gebruikelijk; gering; gewoon; grof; hol; inhoudsloos; laag-bij-de-grond; leeg; lomp; luttel; miniem; minimaal; minste; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig; weinig; weinigzeggend
commun alledaags; eenvoudig; gewoon; grof; niets bijzonders; ordinair; plat; platvloers; vulgair algemeen; bij elkaar; bijeen; communaal; courant; een groep toebehorend; gangbaar; gebruikelijk; gedeeld; gemeen; gemeenschappelijk; gewoon; gezamenlijk; meegevoeld; meer personen betreffend; met z'n beiden; met zijn allen; normaal; samen; tezamen
courant alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair courant; doorgaand; doorlopend; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; hardlopend; hedendaags; huidig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lopend; normaal; onedel; rondgaande; snellopend; stromend; tegenwoordig; van nu; van vandaag; vliedend; vloeiend; vlot
d'une façon vulgaire grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair
grossier grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; amoreel; banaal; boers; bokkig; bot; dorps; grof; hufterig; immoreel; indiscreet; laag-bij-de-grond; lomp; obsceen; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; onbetamelijk; onelegant; onfatsoenlijk; ongegeneerd; ongehoord; ongelikt; ongemanierd; ongepast; onhebbelijk; onhoffelijk; onkies; onopgevoed; onvertogen; onvriendelijk; onwelvoegelijk; onzedelijk; onzedig; plat; platvloers; plomp; respectloos; schofterig; schuin; schunnig; triviaal; verkeerd; vies; vlegelachtig; volks; vunzig; zedeloos
normal alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair courant; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
ordinaire alledaags; eenvoudig; gewoon; grof; niets bijzonders; ordinair; plat; platvloers; vulgair alledaagse; bedriegelijk; bescheiden; doodgewoon; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gefingeerd; gemakkelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; licht; makkelijk; nagemaakt; natuurlijk; nederig; niet moeilijk; niet voornaam; normaal; onecht; onedel; ongecompliceerd; ongekunsteld; onwaar; simpel; vals; van eenvoudige komaf
populacier grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair
populaire grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair begeerd; bemind; dierbaar; geliefd; getapt; gevierd; gewild; geziene; gezocht; in de mode; lief; plat; populair; toegenegen; veelgevraagd; volks; welkome
tout simple alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
trivial grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair banaal; futiel; grof; laag-bij-de-grond; lomp; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; plat; platvloers; schofterig; schunnig; triviaal; vunzig; weinigzeggend
vulgaire grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair banaal; bedriegelijk; bot; gefingeerd; grof; laag-bij-de-grond; lomp; nagemaakt; onbehouwen; onbeschaafd; onecht; ongelikt; onopgevoed; onwaar; plat; platvloers; schofterig; schunnig; triviaal; vals; volks; vunzig
vulgairement grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; plat; vals; volks

Related Words for "ordinair":

  • ordinaire

Wiktionary Translations for ordinair:

ordinair
adjective
  1. gewoon, alledaags, normaal
ordinair
adjective
  1. Qui est commun

Cross Translation:
FromToVia
ordinair à deux balles; au rabais cheap — of poor quality
ordinair voyant; kitsch; surfait; criard; vulgaire gaudy — very showy or ornamented
ordinair ordinaire rascal — part of the common rabble
ordinair monotone; banal; ordinaire; médiocre unprepossessing — unimpressive or unremarkable; dull and ordinary; nondescript.
ordinair vulgaire; obscène vulgar — obscene

External Machine Translations: