Dutch
Detailed Translations for adopteren from Dutch to French
adopteren:
-
adopteren (aannemen)
adopter; prendre en charge-
adopter verb (adopte, adoptes, adoptons, adoptez, adoptent, adoptais, adoptait, adoptions, adoptiez, adoptaient, adoptai, adoptas, adopta, adoptâmes, adoptâtes, adoptèrent, adopterai, adopteras, adoptera, adopterons, adopterez, adopteront)
-
prendre en charge verb
-
Conjugations for adopteren:
o.t.t.
- adopteer
- adopteert
- adopteert
- adopteren
- adopteren
- adopteren
o.v.t.
- adopteerde
- adopteerde
- adopteerde
- adopteerden
- adopteerden
- adopteerden
v.t.t.
- heb geadopteerd
- hebt geadopteerd
- heeft geadopteerd
- hebben geadopteerd
- hebben geadopteerd
- hebben geadopteerd
v.v.t.
- had geadopteerd
- had geadopteerd
- had geadopteerd
- hadden geadopteerd
- hadden geadopteerd
- hadden geadopteerd
o.t.t.t.
- zal adopteren
- zult adopteren
- zal adopteren
- zullen adopteren
- zullen adopteren
- zullen adopteren
o.v.t.t.
- zou adopteren
- zou adopteren
- zou adopteren
- zouden adopteren
- zouden adopteren
- zouden adopteren
diversen
- adopteer!
- adopteert!
- geadopteerd
- adopterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for adopteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
acceptation | aanneming; adopteren; adoptie | aanvaarden; aanvaarding; acceptatie; accepteren; akkoord; goedkeuring; innerlijke aanvaarding; instemming |
accepter | aannemen; adopteren | |
adoption | aanneming; adopteren; adoptie | aanvaarden; aanvaarding; innerlijke aanvaarding; pleegouderschap |
adoptir | aannemen; adopteren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
accepter | aannemen; aanvaarden; accepteren; als gangbaar erkennen; cadeau aannemen; in ontvangst nemen; inwilligen; laten; ontvangen; permitteren; toelaten; toestaan; vergunnen; waarmerken | |
adopter | aannemen; adopteren | aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen |
prendre en charge | aannemen; adopteren | op zich nemen |
- | aannemen |