Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. uitgezonderd:
  2. uitzonderen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitgezonderd from Dutch to Spanish

uitgezonderd:


Translation Matrix for uitgezonderd:

NounRelated TranslationsOther Translations
menos minteken; minus
ConjunctionRelated TranslationsOther Translations
- behalve
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a no ser tenzij; uitgezonderd
además de behalve; buiten; met uitsluiting van; uitgezonderd behoudens; benevens
amén de behalve; buiten; met uitsluiting van; uitgezonderd
aparte de behalve; buiten; met uitsluiting van; uitgezonderd behoudens
con excepción de behalve; buiten; met uitsluiting van; uitgezonderd behoudens
excepto tenzij; uitgezonderd behalve dat; bovendien; daarbij; daarenboven
fuera de behalve; buiten; met uitsluiting van; uitgezonderd behalve dat; bovendien; daarbij; daarenboven
menos behalve; buiten; met uitsluiting van; uitgezonderd banaal; beperkter; gemeen; grof; in mindere mate; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; min; minder; minst; minus; onedel; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
menos de behalve; buiten; met uitsluiting van; uitgezonderd

Related Words for "uitgezonderd":

  • uitgezonderde

Synonyms for "uitgezonderd":


Related Definitions for "uitgezonderd":

  1. wat niet wordt meegerekend1
    • iedereen mag mee, uitgezonderd de twee oudsten1

uitgezonderd form of uitzonderen:

uitzonderen verb (zonder uit, zondert uit, zonderde uit, zonderden uit, uitgezonderd)

  1. uitzonderen

Conjugations for uitzonderen:

o.t.t.
  1. zonder uit
  2. zondert uit
  3. zondert uit
  4. zonderen uit
  5. zonderen uit
  6. zonderen uit
o.v.t.
  1. zonderde uit
  2. zonderde uit
  3. zonderde uit
  4. zonderden uit
  5. zonderden uit
  6. zonderden uit
v.t.t.
  1. heb uitgezonderd
  2. hebt uitgezonderd
  3. heeft uitgezonderd
  4. hebben uitgezonderd
  5. hebben uitgezonderd
  6. hebben uitgezonderd
v.v.t.
  1. had uitgezonderd
  2. had uitgezonderd
  3. had uitgezonderd
  4. hadden uitgezonderd
  5. hadden uitgezonderd
  6. hadden uitgezonderd
o.t.t.t.
  1. zal uitzonderen
  2. zult uitzonderen
  3. zal uitzonderen
  4. zullen uitzonderen
  5. zullen uitzonderen
  6. zullen uitzonderen
o.v.t.t.
  1. zou uitzonderen
  2. zou uitzonderen
  3. zou uitzonderen
  4. zouden uitzonderen
  5. zouden uitzonderen
  6. zouden uitzonderen
en verder
  1. ben uitgezonderd
  2. bent uitgezonderd
  3. is uitgezonderd
  4. zijn uitgezonderd
  5. zijn uitgezonderd
  6. zijn uitgezonderd
diversen
  1. zonder uit!
  2. zondert uit!
  3. uitgezonderd
  4. uitzonderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitzonderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
excluir uitzonderen
VerbRelated TranslationsOther Translations
excluir uitzonderen buitensluiten; uitsluiten

Wiktionary Translations for uitzonderen:

uitzonderen
verb
  1. buiten een bepaalde regel plaatsen

Cross Translation:
FromToVia
uitzonderen exceptuar; distribuir; repartir dispenserexempter de la règle ordinaire, par faveur spéciale, ou simplement exempter de quelque chose.
uitzonderen exceptuar excepterdésigner une personne ou une chose comme n’étant pas comprendre dans un nombre, dans une règle ou dans une situation où il sembler qu’elle devoir l’être.
uitzonderen exceptuar exempterrendre exempt, affranchir de quelque chose.