Dutch
Detailed Translations for schooier from Dutch to Spanish
schooier:
-
de schooier (sloeber)
Translation Matrix for schooier:
Noun | Related Translations | Other Translations |
guarro | schooier; sloeber | big; jong varken; obsceniteit; schuinheid; smeerlap; smeerpijp; smeerpoets; viezerik; vuilbekkerij; vuile taal; vuilheid; vuiligheid; zwijn |
marrano | schooier; sloeber | smeerlap; smeerpijp; smeerpoets; viezerik; zwijn |
pobre desgraciado | schooier; sloeber | slodder; slodderkous; sloddervos; slons |
pobre diablo | schooier; sloeber | ongelukkige; slodder; slodderkous; sloddervos; slons |
vagabundo | schooier; sloeber | landloper; vagebond; zwerver |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
guarro | achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kliederig; knoeierig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; morsig; onedel; slinks; sluw; smeerachtig; snood; stiekem; uitgekookt; vuil | |
vagabundo | dwalend |
Related Words for "schooier":
schooieren:
-
schooieren
mendigar; gorronear; vivir de gorra; pedir limosna; ser pedigüeño-
mendigar verb
-
gorronear verb
-
vivir de gorra verb
-
pedir limosna verb
-
ser pedigüeño verb
-
Conjugations for schooieren:
o.t.t.
- schooier
- schooiert
- schooiert
- schooieren
- schooieren
- schooieren
o.v.t.
- schooierde
- schooierde
- schooierde
- schooierden
- schooierden
- schooierden
v.t.t.
- heb geschooierd
- hebt geschooierd
- heeft geschooierd
- hebben geschooierd
- hebben geschooierd
- hebben geschooierd
v.v.t.
- had geschooierd
- had geschooierd
- had geschooierd
- hadden geschooierd
- hadden geschooierd
- hadden geschooierd
o.t.t.t.
- zal schooieren
- zult schooieren
- zal schooieren
- zullen schooieren
- zullen schooieren
- zullen schooieren
o.v.t.t.
- zou schooieren
- zou schooieren
- zou schooieren
- zouden schooieren
- zouden schooieren
- zouden schooieren
en verder
- ben geschooierd
- bent geschooierd
- is geschooierd
- zijn geschooierd
- zijn geschooierd
- zijn geschooierd
diversen
- schooier!
- schooiert!
- geschooierd
- schooierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schooieren
Translation Matrix for schooieren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
gorronear | schooieren | bedelen; schooien |
medigar | schooieren | |
mendigar | bedelen; schooien | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
gorronear | schooieren | klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren |
mendigar | schooieren | bedelen; bidden; in gebed zijn; schooien; soebatten |
pedir limosna | schooieren | |
ser pedigüeño | schooieren | |
vivir de gorra | schooieren | klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren |