Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. onwel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onwel from Dutch to Spanish

onwel:

onwel adj

  1. onwel (onpasselijk; misselijk; naar)
    mareado; mal

Translation Matrix for onwel:

NounRelated TranslationsOther Translations
mal bezwaar; demon; duivel; grief; het klagen; klacht; kwaad; kwaal; ongemak; ongerief; satan; slepende ziekte; stoornis
ModifierRelated TranslationsOther Translations
mal misselijk; naar; onpasselijk; onwel aan een ziekte lijdend; averechts; boos; furieus; gemeen; kwaad; kwaadwillig; met slechte intentie; min; nijdig; razend; satanisch; scheefgegroeid; slecht; spinnijdig; toornig; vals; verkeerd; vertoornd; woest; ziedend; ziek
mareado misselijk; naar; onpasselijk; onwel akelig; beroerd; doodziek; draaierig; duizelig; ellendig; erg ziek; naar; ongezond; spuugmisselijk; spuugzat; treinziek; wagenziek; zeeziek; ziekjes

Wiktionary Translations for onwel:


Cross Translation:
FromToVia
onwel indispuesto; maldispuesto; indispuesta; maldispuesta indisponiertgehoben: wegen einer leichten Erkrankung nicht zu etwas aufgelegt; in schlechter Verfassung

Related Translations for onwel