Dutch
Detailed Translations for misdragen from Dutch to Spanish
misdragen:
-
misdragen
Conjugations for misdragen:
o.t.t.
- misdraag
- misdraagt
- misdraagt
- misdragen
- misdragen
- misdragen
o.v.t.
- misdroeg
- misdroeg
- misdroeg
- misdroegen
- misdroegen
- misdroegen
v.t.t.
- heb misdragen
- hebt misdragen
- heeft misdragen
- hebben misdragen
- hebben misdragen
- hebben misdragen
v.v.t.
- had misdragen
- had misdragen
- had misdragen
- hadden misdragen
- hadden misdragen
- hadden misdragen
o.t.t.t.
- zal misdragen
- zult misdragen
- zal misdragen
- zullen misdragen
- zullen misdragen
- zullen misdragen
o.v.t.t.
- zou misdragen
- zou misdragen
- zou misdragen
- zouden misdragen
- zouden misdragen
- zouden misdragen
diversen
- misdraag!
- misdraagt!
- misdragen
- midragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for misdragen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hacer mal | misdragen | aandoen; aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; belasteren; benadelen; broddelen; duperen; grieven; iets misdoen; kladden; knauwen; knoeien; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; misdrijven; morsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; neppen; omlijnen; pijn bezorgen; pijn doen; prutsen; rommelen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; tillen; vlekken; zeer doen |
mal comportarse | misdragen | iets misdoen |
portarse mal | misdragen | iets misdoen; zich misdragen |