Noun | Related Translations | Other Translations |
chulo
|
|
dikdoeners; hol vat; leeg vat; opsnijder; patser; pooier; souteneur
|
total
|
|
alles; complete som; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaalbedrag; totaliteit; volkomenheid; volledige bedrag; volledigheid; voltalligheid
|
virgen
|
|
maagd
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
completo
|
gaaf; heel; intact
|
af; afgedaan; afgelopen; algeheel; beëindigd; compleet; faliekant; finaal; fulltime; gedaan; gepleegd; gereed; gevuld; geëindigd; hartstikke; heel; hele; helemaal; klaar; kompleet; onverkort; opgevuld; over; plenair; totaal; uit; vierkant; vol; voleindigd; volgestopt; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt; voltallig; voltooid; volwaardig; voorbij
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
entero
|
|
geheel getal
|
fantástico
|
|
fantastisch; super; supergaaf
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
chulo
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
|
de puta madre
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
schromelijk; week; zwak
|
en buen estado
|
gaaf; heel; intact
|
onbeschadigd
|
en orden
|
gaaf; heel; intact
|
fatsoenlijk; netjes; op orde; ordentelijk
|
en perfectas condicionas
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
|
entero
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
algeheel; compleet; faliekant; finaal; hartstikke; heel; hele; helemaal; kompleet; nieuw; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeschadigd; ongebruikt; ongeopend; onverkort; onverzwakt; pas gekocht; vierkant; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt
|
espléndido
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanzienlijk; aimabel; attractief; beeldschoon; bekoorlijk; betoverend; bevallig; charmant; clement; fantastisch; fraai; genereus; geweldig; glansrijk; glorierijk; goddelijk; goed ogend; goedgeefs; goedhartig; grandioos; groots; gul; heerlijk; hemels; knap; kostelijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; mak; mieters; mild; mooi; oogverblindend; paradijselijk; prachtig; riant; royaal; ruimhartig; scheutig; schitterend; uitnemend; uitstekend; verblindend; verrukkelijk; voortreffelijk; vorstelijk; vrijgevig; welgevallig; welwillend; wonderschoon; zacht; zachtaardig; zalig
|
estupendo
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; mieters; onaangetast; puntgaaf; reuze; schitterend; te gek; tof; waanzinnig; wijs
|
fantastisch; fenomenaal; formidabel; geweldig; grandioos; groots; heerlijk; jofel; kiplekker; kostelijk; magnifiek; mieters; opperbest; prachtig; prima; puik; schitterend; uitnemend; uitstekend; verrukkelijk; voortreffelijk; zalig
|
fabuloso
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
betoverend; droomachtig; fabelachtig; fabuleus; fantastisch; feeëriek; fenomenaal; formidabel; geweldig; grandioos; groots; idyllisch; legendarisch; luisterrijk; magnifiek; prachtig; puik; schitterend; sprookjesachtig; toverachtig; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
|
fantástico
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; mieters; reuze; schitterend; te gek; tof; waanzinnig; wijs
|
betoverend; droomachtig; fantastisch; feeëriek; fenomenaal; formidabel; geweldig; grandioos; groots; grootschalig; idyllisch; legendarisch; luisterrijk; magnifiek; prachtig; puik; reuze; reuzeleuk; schitterend; sprookjesachtig; toverachtig; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
|
fenomenal
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; mieters; reuze; schitterend; te gek; tof; waanzinnig; wijs
|
briljant; fantastisch; fenomenaal; formidabel; geniaal; geweldig; grandioos; groots; grootschalig; lumineus; magnifiek; prachtig; puik; reuze; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
|
genuino
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
eerlijk; fideel; onvermengd; openhartig; oprecht; puur; rondborstig; trouwhartig; waar; waarachtig; werkelijk; zuiver
|
grandioso
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
betoverend; edelmoedig; fantastisch; fenomenaal; fier; flink; genereus; geweldig; glorieus; grandioos; groots; gul; imponerend; imposant; indrukwekkend; legendarisch; luisterrijk; magnifiek; mild; ontzagwekkend; prachtig; prat; puik; riant; royaal; ruimhartig; schitterend; trots; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk; vrijgevig; weids
|
guay
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
|
impecable
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
bacteriënvrij; brandhelder; brandschoon; correct; exact; fatsoenlijk; feilloos; foutloos; gelikt; haarfijn; keurig; kiemvrij; kraakhelder; loepzuiver; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; picobello; piekfijn; precies; ragfijn; smetteloos; tiptop; vlekkeloos; vrij van ziektekiemen; zuiver
|
impoluto
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
bacteriënvrij; correct; keurig; kiemvrij; onberispelijk; onbesproken; onbezoedeld; vrij van ziektekiemen
|
intacto
|
gaaf; heel; intact; maagdelijk; onaangeraakt; onaangetast; ongerept; puntgaaf; puur; virginaal; zuiver
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onbeschadigd; ongebruikt; ongeopend; onverflauwd; onverkort; onverminderd; onverzwakt; schadeloos
|
irreprochable
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
magnífico
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
aanlokkelijk; beeldschoon; betoverend; briljant; edelmoedig; excellent; fantastisch; fier; flink; genereus; geweldig; glansrijk; glorieus; goddelijk; grandioos; groots; gul; heerlijk; hemels; imponerend; imposant; indrukwekkend; lekker; luisterrijk; magnifiek; mieters; mild; ontzagwekkend; oogverblindend; paradijselijk; prachtig; prat; puik; riant; royaal; ruimhartig; schitterend; smakelijk; subliem; superbe; trots; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; verblindend; verlokkend; verrukkelijk; voortreffelijk; vrijgevig; weids; wonderschoon; zalig
|
maravilloso
|
fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; mieters; reuze; schitterend; te gek; tof; waanzinnig; wijs
|
dreigend; droomachtig; eng; fantastisch; feeëriek; fenomenaal; geweldig; grandioos; groots; heerlijk; idyllisch; magnifiek; mieters; puik; schitterend; sprookjesachtig; toverachtig; uitnemend; uitstekend; verrukkelijk; voortreffelijk; zalig
|
muy bien
|
gaaf; heel; intact
|
opperbest
|
no atacado
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverzwakt
|
no corroído
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverzwakt
|
perfecto
|
gaaf; heel; intact; maagdelijk; mieters; onaangeraakt; onaangetast; ongerept; puntgaaf; puur; schitterend; tof; virginaal; zuiver
|
af; afgedaan; afgelopen; feilloos; foutloos; gelikt; gereed; geëindigd; hoogwaardig; ideaal; klaar; over; patent; perfect; perfekt; picobello; piekfijn; prima; tiptop; uit; uitmuntend; uitstekend; van goede kwaliteit; volmaakt; voltooid; voorbij; voortreffelijk; zuiver
|
por completo
|
gaaf; heel; intact
|
algeheel; compleet; faliekant; finaal; fulltime; hartstikke; heel; hele; helemaal; kompleet; totaal; vierkant; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt
|
puro
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
baarlijk; blank; echt; eerlijk; fideel; gewoonweg; klinkklaar; kuis; louter; maagdelijk; net; onbesmet; onbevlekt; onbewimpeld; onbezwaard; ongelakt; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onvervalst; onzinnig; openhartig; oprecht; pure; puur; rechttoe; rein; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; schoon; trouwhartig; vlekkeloos; zuiver; zuivere
|
sano
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
blakend; blakend van gezondheid; fit; gerechtvaardigd; gewettigd; gezond; op deugdelijke gronden steunend; volwaardig; welgedaan; zonder ziekte
|
sin mancha
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
súper
|
gaaf; mieters; schitterend; tof
|
|
total
|
gaaf; heel; intact
|
absoluut; algeheel; compleet; faliekant; finaal; grondig; hartstikke; helemaal; in het geheel; integraal; kompleet; onverdeeld; totaal; vierkant; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt
|
virgen
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
kuis; maagdelijk; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbevlekt; ongebruikt; ongeopend; onschuldig; onverzwakt; puur; rein; zuiver
|
virginal
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
|
íntegro
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; onaangetast; ongerept; puntgaaf; puur; virginaal; zuiver
|
eerlijk; faliekant; fideel; finaal; hartstikke; helemaal; integer; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeschadigd; onbesproken; ongebruikt; ongeopend; onkreukbaar; onverkort; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; rondborstig; trouwhartig; vierkant; volstrekt
|