Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. de trom roeren:


Dutch

Detailed Translations for de trom roeren from Dutch to Spanish

de trom roeren:

de trom roeren verb (roer de trom, roert de trom, roerde de trom, roerden de trom, de trom geroerd)

  1. de trom roeren (roffelen; trommelen)

Conjugations for de trom roeren:

o.t.t.
  1. roer de trom
  2. roert de trom
  3. roert de trom
  4. roeren de trom
  5. roeren de trom
  6. roeren de trom
o.v.t.
  1. roerde de trom
  2. roerde de trom
  3. roerde de trom
  4. roerden de trom
  5. roerden de trom
  6. roerden de trom
v.t.t.
  1. heb de trom geroerd
  2. hebt de trom geroerd
  3. heeft de trom geroerd
  4. hebben de trom geroerd
  5. hebben de trom geroerd
  6. hebben de trom geroerd
v.v.t.
  1. had de trom geroerd
  2. had de trom geroerd
  3. had de trom geroerd
  4. hadden de trom geroerd
  5. hadden de trom geroerd
  6. hadden de trom geroerd
o.t.t.t.
  1. zal de trom roeren
  2. zult de trom roeren
  3. zal de trom roeren
  4. zullen de trom roeren
  5. zullen de trom roeren
  6. zullen de trom roeren
o.v.t.t.
  1. zou de trom roeren
  2. zou de trom roeren
  3. zou de trom roeren
  4. zouden de trom roeren
  5. zouden de trom roeren
  6. zouden de trom roeren
diversen
  1. roer de trom!
  2. roert de trom!
  3. de trom geroerd
  4. de trom roerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for de trom roeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
repercutir de trom roeren; roffelen; trommelen echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nawerken; nawerken van geneesmiddelen; nazeggen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; terugwerken; terugwerkende kracht hebben; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
tocar redobles de trom roeren; roffelen; trommelen

External Machine Translations:

Related Translations for de trom roeren