Dutch
Detailed Translations for aankloppen from Dutch to Spanish
aankloppen:
Conjugations for aankloppen:
o.t.t.
- klop aan
- klopt aan
- klopt aan
- kloppen aan
- kloppen aan
- kloppen aan
o.v.t.
- klopte aan
- klopte aan
- klopte aan
- klopten aan
- klopten aan
- klopten aan
v.t.t.
- heb aangeklopt
- hebt aangeklopt
- heeft aangeklopt
- hebben aangeklopt
- hebben aangeklopt
- hebben aangeklopt
v.v.t.
- had aangeklopt
- had aangeklopt
- had aangeklopt
- hadden aangeklopt
- hadden aangeklopt
- hadden aangeklopt
o.t.t.t.
- zal aankloppen
- zult aankloppen
- zal aankloppen
- zullen aankloppen
- zullen aankloppen
- zullen aankloppen
o.v.t.t.
- zou aankloppen
- zou aankloppen
- zou aankloppen
- zouden aankloppen
- zouden aankloppen
- zouden aankloppen
diversen
- klop aan!
- klopt aan!
- aangeklopt
- aankloppende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aankloppen
Translation Matrix for aankloppen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
golpear | bekloppen | |
llamar a la puerta | aankloppen | aanbellen; bellen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dar golpecitos en una puerta o ventana | aankloppen; aantikken; kloppen; tikken | |
dar golpes | aankloppen; aantikken; kloppen; tikken | beroeren; beuken; bomen kappen; een klap geven; hakken; houwen; iemand raken; iemand treffen; kappen; omhakken; raken; rammen; slaan; treffen; vellen |
golpear | aankloppen; aantikken; kloppen; tikken | beroeren; beuken; bonken; bonzen; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kletteren; luiden; meppen; raken; rammelen; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; timmeren; treffen |
llamar a la puerta | aanbellen; bellen; bonzen; luiden |
Wiktionary Translations for aankloppen:
aankloppen
verb
-
kloppen om binnen te komen
- aankloppen → llamar (a la puerta)