Dutch
Detailed Translations for aantijgen from Dutch to English
aantijgen:
-
aantijgen (insinueren)
Conjugations for aantijgen:
o.t.t.
- tijg aan
- tijgt aan
- tijgt aan
- tijgen aan
- tijgen aan
- tijgen aan
o.v.t.
- toog aan
- toog aan
- toog aan
- togen aan
- togen aan
- togen aan
v.t.t.
- heb aangetogen
- hebt aangetogen
- heeft aangetogen
- hebben aangetogen
- hebben aangetogen
- hebben aangetogen
v.v.t.
- had aangetogen
- had aangetogen
- had aangetogen
- hadden aangetogen
- hadden aangetogen
- hadden aangetogen
o.t.t.t.
- zal aantijgen
- zult aantijgen
- zal aantijgen
- zullen aantijgen
- zullen aantijgen
- zullen aantijgen
o.v.t.t.
- zou aantijgen
- zou aantijgen
- zou aantijgen
- zouden aantijgen
- zouden aantijgen
- zouden aantijgen
en verder
- ben aangetogen
- bent aangetogen
- is aangetogen
- zijn aangetogen
- zijn aangetogen
- zijn aangetogen
diversen
- tijg aan!
- tijgt aan!
- aangetogen
- aantijgende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aantijgen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
impute | aantijgen; insinueren |
External Machine Translations: