Summary
Dutch
Detailed Translations for bevloeien from Dutch to English
bevloeien:
-
bevloeien (irrigeren)
Conjugations for bevloeien:
o.t.t.
- bevloei
- bevloeit
- bevloeit
- bevloeien
- bevloeien
- bevloeien
o.v.t.
- bevloeide
- bevloeide
- bevloeide
- bevloeiden
- bevloeiden
- bevloeiden
v.t.t.
- heb bevloeid
- hebt bevloeid
- heeft bevloeid
- hebben bevloeid
- hebben bevloeid
- hebben bevloeid
v.v.t.
- had bevloeid
- had bevloeid
- had bevloeid
- hadden bevloeid
- hadden bevloeid
- hadden bevloeid
o.t.t.t.
- zal bevloeien
- zult bevloeien
- zal bevloeien
- zullen bevloeien
- zullen bevloeien
- zullen bevloeien
o.v.t.t.
- zou bevloeien
- zou bevloeien
- zou bevloeien
- zouden bevloeien
- zouden bevloeien
- zouden bevloeien
diversen
- bevloei!
- bevloeit!
- bevloeid
- bevloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bevloeien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
water | water | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
irrigate | bevloeien; irrigeren | |
water | bevloeien; irrigeren | begieten; besproeien; bespuiten; bevochtigen; drenken; huilen; sproeien; te drinken geven; tranen; tranen afscheiden; water geven |
Wiktionary Translations for bevloeien:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bevloeien | → irrigation | ↔ Irrigation — Landwirtschaft: Zufuhr von Wasser zum Boden und zur Pflanze mit dem Ziel der Förderung des Pflanzenwachstums |
• bevloeien | → drench; flood; overwhelm; swamp; dampen; irrigate; water | ↔ abreuver — faire boire (un animal, particulièrement un cheval). |
• bevloeien | → irrigate; water; wet | ↔ mouiller — Traductions à trier suivant le sens. |