Summary
Dutch
Detailed Translations for coderen from Dutch to English
coderen:
-
coderen
-
coderen
Conjugations for coderen:
o.t.t.
- codeer
- codeert
- codeert
- coderen
- coderen
- coderen
o.v.t.
- codeerde
- codeerde
- codeerde
- codeerden
- codeerden
- codeerden
v.t.t.
- heb gecodeerd
- hebt gecodeerd
- heeft gecodeerd
- hebben gecodeerd
- hebben gecodeerd
- hebben gecodeerd
v.v.t.
- had gecodeerd
- had gecodeerd
- had gecodeerd
- hadden gecodeerd
- hadden gecodeerd
- hadden gecodeerd
o.t.t.t.
- zal coderen
- zult coderen
- zal coderen
- zullen coderen
- zullen coderen
- zullen coderen
o.v.t.t.
- zou coderen
- zou coderen
- zou coderen
- zouden coderen
- zouden coderen
- zouden coderen
en verder
- is gecodeerd
- zijn gecodeerd
diversen
- codeer!
- codeert!
- gecodeerd
- coderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
coderen (codering)
Translation Matrix for coderen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cipher | coderen; codering | code; coderingsmethode; geheimschrift |
code | coderen; codering | code; geheimschrift; wetboek |
cypher | coderen; codering | code; geheimschrift |
Verb | Related Translations | Other Translations |
code | coderen | |
encode | coderen | inprenten; op het hart drukken |