Summary
Dutch
Detailed Translations for aanlokken from Dutch to English
aanlokken:
Conjugations for aanlokken:
o.t.t.
- lok aan
- lokt aan
- lokt aan
- lokken aan
- lokken aan
- lokken aan
o.v.t.
- lokte aan
- lokte aan
- lokte aan
- lokten aan
- lokten aan
- lokten aan
v.t.t.
- heb aangelokt
- hebt aangelokt
- heeft aangelokt
- hebben aangelokt
- hebben aangelokt
- hebben aangelokt
v.v.t.
- had aangelokt
- had aangelokt
- had aangelokt
- hadden aangelokt
- hadden aangelokt
- hadden aangelokt
o.t.t.t.
- zal aanlokken
- zult aanlokken
- zal aanlokken
- zullen aanlokken
- zullen aanlokken
- zullen aanlokken
o.v.t.t.
- zou aanlokken
- zou aanlokken
- zou aanlokken
- zouden aanlokken
- zouden aanlokken
- zouden aanlokken
diversen
- lok aan!
- lokt aan!
- aangelokt
- aanlokkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanlokken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
allure | aanzien; allure | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
allure | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | bekoren; bevallen; gunst winnen; verleiden |
attract | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | |
entice | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken |
invite | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | engageren; inviteren; noden; uitnodigen |
seduce | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | gunst winnen; verleiden |
tempt | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | gunst winnen; in verzoeking brengen; verleiden |
Wiktionary Translations for aanlokken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanlokken | → attract; draw; appeal; allure | ↔ allécher — (figuré) Attirer par le plaisir, par l’espérance, par la séduction, etc. |
• aanlokken | → attract; draw; appeal; allure | ↔ appâter — attirer avec un appât. |
• aanlokken | → solicit; beg; implore; plead; appeal; beseech; attract; draw; allure | ↔ solliciter — inciter ou exciter à faire quelque chose. |