Summary
Dutch to English: more detail...
-
pesten:
- tease; bully; antagonize; pester; harass; provoke; antagonise; nag
- pest:
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for pesten from Dutch to English
pesten:
Conjugations for pesten:
o.t.t.
- pest
- pest
- pest
- pesten
- pesten
- pesten
o.v.t.
- pestte
- pestte
- pestte
- pestten
- pestten
- pestten
v.t.t.
- heb gepest
- hebt gepest
- heeft gepest
- hebben gepest
- hebben gepest
- hebben gepest
v.v.t.
- had gepest
- had gepest
- had gepest
- hadden gepest
- hadden gepest
- hadden gepest
o.t.t.t.
- zal pesten
- zult pesten
- zal pesten
- zullen pesten
- zullen pesten
- zullen pesten
o.v.t.t.
- zou pesten
- zou pesten
- zou pesten
- zouden pesten
- zouden pesten
- zouden pesten
en verder
- ben gepest
- bent gepest
- is gepest
- zijn gepest
- zijn gepest
- zijn gepest
diversen
- pest!
- pest!
- gepest
- pestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pesten:
Related Words for "pesten":
Wiktionary Translations for pesten:
pesten
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pesten | → pester | ↔ triezen — (transitiv) jemanden sehr ärgern oder quälen, so dass es ihm körperlich oder seelisch stark zusetzt |
• pesten | → harass | ↔ harceler — provoquer, exciter parfois jusqu’à importuner, jusqu’à tourmenter. |
pest:
-
de pest (plaag; epidemie)
-
de pest (builenpest)
the bubonic plague
Translation Matrix for pest:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bubonic plague | builenpest; pest | |
epidemic | epidemie; pest; plaag | epidemie |
pestilence | epidemie; pest; plaag | |
plague | epidemie; pest; plaag | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
epidemic | epidemisch |
Related Words for "pest":
English