Summary
Dutch to English: more detail...
- meemaken:
-
Wiktionary:
- meemaken → witness, live through, experience
Dutch
Detailed Translations for meemaken from Dutch to English
meemaken:
-
meemaken
Conjugations for meemaken:
o.t.t.
- maak mee
- maakt mee
- maakt mee
- maken mee
- maken mee
- maken mee
o.v.t.
- maakte mee
- maakte mee
- maakte mee
- maakten mee
- maakten mee
- maakten mee
v.t.t.
- heb meegemaakt
- hebt meegemaakt
- heeft meegemaakt
- hebben meegemaakt
- hebben meegemaakt
- hebben meegemaakt
v.v.t.
- had meegemaakt
- had meegemaakt
- had meegemaakt
- hadden meegemaakt
- hadden meegemaakt
- hadden meegemaakt
o.t.t.t.
- zal meemaken
- zult meemaken
- zal meemaken
- zullen meemaken
- zullen meemaken
- zullen meemaken
o.v.t.t.
- zou meemaken
- zou meemaken
- zou meemaken
- zouden meemaken
- zouden meemaken
- zouden meemaken
diversen
- maak mee!
- maakt mee!
- meegemaakt
- meemakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meemaken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
witness | getuige; getuige voor de rechtbank; kroongetuige; omstander; toeschouwer | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
witness | meemaken | aanwezig zijn; bekijken; bijwonen; gadeslaan; getuigen van; gewaarworden; horen; laten blijken; laten zien; merken; observeren; opdagen; opduiken; opkomen; signaleren; verschijnen; voelen; waarnemen; zien |
- | beleven |
Synonyms for "meemaken":
Related Definitions for "meemaken":
Wiktionary Translations for meemaken:
meemaken
verb
meemaken
-
getuige zijn van een gebeurtenis
- meemaken → witness; live through
verb
-
to observe or undergo