Dutch
Detailed Translations for plenzen from Dutch to German
plenzen:
-
plenzen (stortregenen; gieten)
Conjugations for plenzen:
o.t.t.
- plens
- plenst
- plenst
- plenzen
- plenzen
- plenzen
o.v.t.
- plensde
- plensde
- plensde
- plensden
- plensden
- plensden
v.t.t.
- heb geplensd
- hebt geplensd
- heeft geplensd
- hebben geplensd
- hebben geplensd
- hebben geplensd
v.v.t.
- had geplensd
- had geplensd
- had geplensd
- hadden geplensd
- hadden geplensd
- hadden geplensd
o.t.t.t.
- zal plenzen
- zult plenzen
- zal plenzen
- zullen plenzen
- zullen plenzen
- zullen plenzen
o.v.t.t.
- zou plenzen
- zou plenzen
- zou plenzen
- zouden plenzen
- zouden plenzen
- zouden plenzen
diversen
- plens!
- plenst!
- geplensd
- plenzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het plenzen (stortregenen; storten; gieten)
Translation Matrix for plenzen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Gießen | gieten; plenzen; storten; stortregenen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
gießen | gieten; plenzen; stortregenen | bijgieten; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; ingieten; inschenken; intappen; overgieten; overschenken; overstorten; schenken; serveren; tappen; vergieten; volschenken; vullen |
in Strömen regnen | gieten; plenzen; stortregenen | |
schütten | gieten; plenzen; stortregenen | doen; een prestatie leveren; functioneren; gieten; handelen; presteren; schenken; uitrichten; uitstorten; uitvoeren; verrichten |
strömen | gieten; plenzen; stortregenen | golven; golvend bewegen; gulpen; gutsen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; lopen; stromen; vloeien |
sturzregnen | gieten; plenzen; stortregenen |
Related Words for "plenzen":
plenzen form of plens:
Translation Matrix for plens:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Guß | plens | afgieting; afgietsel; gietmal; gietsel; gietstuk; glazuur; glazuurwerk; verglaassel; vorm |
Schwall | plens |