Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ladder:
  2. ladderen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ladder from Dutch to German

ladder:

ladder [de ~] noun

  1. de ladder (ladder in kous)
    die Laufmasche
  2. de ladder (klimladder; leer)
    die Leiter; die Stehleiter
  3. de ladder (toonladder; toonschaal)
    die Tonleiter; die Skala
  4. de ladder (toonschaal; toonladder; gamma; octaaf)
    die Farbskala; Farbspektrum

Translation Matrix for ladder:

NounRelated TranslationsOther Translations
Farbskala gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal gamma; kleurengamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint
Farbspektrum gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal gamma; kleurengamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint
Laufmasche ladder; ladder in kous
Leiter klimladder; ladder; leer aanvoerder; elektriciteitsgeleider; geleider; hoofd; hoofdman; hoofdmannen; hoofdonderwijzer; leider; leiders; leidsman; leidsmannen; opperhoofden; rector; schooldirecteur; schoolhoofd; voorman
Skala ladder; toonladder; toonschaal gamma; graad; gradatie; kleurenschaal; kleurenspectrum; laag; mate; niveau; peil; plan; scala; schaalverdeling; spectrum; stand
Stehleiter klimladder; ladder; leer trapladder; trapleer
Tonleiter ladder; toonladder; toonschaal

Related Words for "ladder":

  • ladderen, ladders, laddertje, laddertjes

Wiktionary Translations for ladder:

ladder
noun
  1. een houten of metalen voorwerp met treden om makkelijk op hoger gelegen plaatsen te komen
ladder
noun
  1. aus zwei über Sprossen oder Stufen verbundene Längsstangen (Holmen) bestehendes Gerät, mithilfe dessen eine Person zu etwas hinauf- beziehungsweise von etwas hinabsteigen kann
  2. Masche an gestrickten oder gewirkten textilen Waren, vor allem Strümpfen und Strumpfhosen, die sich gelöst hat und die Reihen abwärts- oder aufwärtsgleitet

Cross Translation:
FromToVia
ladder Leiter ladder — climbing tool
ladder Laufmasche ladder — length of unravelled fabric in a knitted garment, especially in nylon stockings
ladder Laufmasche run — unravelled stitches
ladder Leiter; Masche; Laufmasche; Maßstab; Skala échelledispositif composé de deux montants de bois ou de fer munis d’espace en espace de traverses de bois ou de fer disposées de manière qu’elles peuvent servir de degrés ou d’escalier.

ladder form of ladderen:

ladderen verb (ladder, laddert, ladderde, ladderden, geladderd)

  1. ladderen
    Laufmaschen bekommen
    • Laufmaschen bekommen verb (bekomme Laufmaschen, bekommst Laufmaschen, bekommt Laufmaschen, bekam laufmaschen, bekamt Laufmaschen, Laufmaschen bekommen)

Conjugations for ladderen:

o.t.t.
  1. ladder
  2. laddert
  3. laddert
  4. ladderen
  5. ladderen
  6. ladderen
o.v.t.
  1. ladderde
  2. ladderde
  3. ladderde
  4. ladderden
  5. ladderden
  6. ladderden
v.t.t.
  1. ben geladderd
  2. bent geladderd
  3. is geladderd
  4. zijn geladderd
  5. zijn geladderd
  6. zijn geladderd
v.v.t.
  1. was geladderd
  2. was geladderd
  3. was geladderd
  4. waren geladderd
  5. waren geladderd
  6. waren geladderd
o.t.t.t.
  1. zal ladderen
  2. zult ladderen
  3. zal ladderen
  4. zullen ladderen
  5. zullen ladderen
  6. zullen ladderen
o.v.t.t.
  1. zou ladderen
  2. zou ladderen
  3. zou ladderen
  4. zouden ladderen
  5. zouden ladderen
  6. zouden ladderen
diversen
  1. ladder!
  2. laddert!
  3. geladderd
  4. ladderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ladderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Laufmaschen bekommen ladderen

Related Words for "ladderen":


Related Translations for ladder