Summary
Dutch to German: more detail...
- contracteren:
-
Wiktionary:
- contracteren → kontrahieren
- contracteren → einen Vertrag schließen, abschließen
Dutch
Detailed Translations for contracteren from Dutch to German
contracteren:
-
contracteren (samentrekken)
zusammenziehen-
zusammenziehen verb (ziehe zusammen, ziehst zusammen, zieht zusammen, zog zusammen, zogt zusammen, zusammengezogen)
-
-
contracteren (vastleggen)
Conjugations for contracteren:
o.t.t.
- contracteer
- contracteert
- contracteert
- contracteren
- contracteren
- contracteren
o.v.t.
- contracteerde
- contracteerde
- contracteerde
- contracteerden
- contracteerden
- contracteerden
v.t.t.
- heb gecontracteerd
- hebt gecontracteerd
- heeft gecontracteerd
- hebben gecontracteerd
- hebben gecontracteerd
- hebben gecontracteerd
v.v.t.
- had gecontracteerd
- had gecontracteerd
- had gecontracteerd
- hadden gecontracteerd
- hadden gecontracteerd
- hadden gecontracteerd
o.t.t.t.
- zal contracteren
- zult contracteren
- zal contracteren
- zullen contracteren
- zullen contracteren
- zullen contracteren
o.v.t.t.
- zou contracteren
- zou contracteren
- zou contracteren
- zouden contracteren
- zouden contracteren
- zouden contracteren
en verder
- ben gecontracteerd
- bent gecontracteerd
- is gecontracteerd
- zijn gecontracteerd
- zijn gecontracteerd
- zijn gecontracteerd
diversen
- contracteer!
- contracteert!
- gecontracteerd
- contracterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for contracteren:
Wiktionary Translations for contracteren:
contracteren
Cross Translation:
verb
-
een contract sluiten
- contracteren → kontrahieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• contracteren | → einen Vertrag schließen; abschließen | ↔ contracter — conclure un contrat. |