Dutch

Detailed Translations for beheer from Dutch to German

beheer:

beheer [het ~] noun

  1. het beheer (toezicht; controle; bewaking; )
    die Verwaltung; die Kontrolle; die Administration
  2. het beheer (bestuur; leiding; directie)
    die Geschäftsführung; die Direktion; die Betriebsführung
  3. het beheer

Translation Matrix for beheer:

NounRelated TranslationsOther Translations
Administration beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg
Betriebsführung beheer; bestuur; directie; leiding Raad van Bestuur; directie; koers; route
Direktion beheer; bestuur; directie; leiding Raad van Bestuur; bedrijfsleiding; bestuur; directie; koers; management; politiek; route
Geschäftsführung beheer; bestuur; directie; leiding Raad van Bestuur; bedrijfsleiding; directie; koers; route
Kontrolle beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg beheersing; besturing; bewaking; check up; controle; hoede; inspectie; kaartcontrole; keuring; surveillance; zelfbeheersing
Verwaltung beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg Beheer; administratie; bestuur; koers; management; politiek; route
OtherRelated TranslationsOther Translations
Management beheer

Wiktionary Translations for beheer:


Cross Translation:
FromToVia
beheer Führung; Verwaltung; Management; Regie; Leitung; Handhabung management — administration; the process or practice of managing
beheer Verwaltung; Verwaltungsbehörde; Administration; Betriebsführung; Verwalten administration — Action d’administrer, direction, conduite des affaires publiques ou particulières.
beheer Leitung; Verwaltung; Verwaltungsbehörde; Administration; Betriebsführung; Verwalten gestion — Action et effet de gérer, d’administrer.
beheer Verwaltung; Verwaltungsbehörde; Administration; Betriebsführung; Verwalten gérancefonction de gérant.

beheren:

beheren verb (beheer, beheert, beheerde, beheerden, beheerd)

  1. beheren (administreren; besturen)
    verwalten; bewirtschaften; administrieren
    • verwalten verb (verwalte, verwaltest, verwaltet, verwaltete, verwaltetet, verwaltet)
    • bewirtschaften verb (bewirtschafte, bewirtschaftest, bewirtschaftet, bewirtschaftete, bewirtschaftetet, bewirtschaftet)
    • administrieren verb (administriere, administrierst, administriert, administrierte, administriertet, administriert)
  2. beheren
    verwalten
    • verwalten verb (verwalte, verwaltest, verwaltet, verwaltete, verwaltetet, verwaltet)

Conjugations for beheren:

o.t.t.
  1. beheer
  2. beheert
  3. beheert
  4. beheren
  5. beheren
  6. beheren
o.v.t.
  1. beheerde
  2. beheerde
  3. beheerde
  4. beheerden
  5. beheerden
  6. beheerden
v.t.t.
  1. heb beheerd
  2. hebt beheerd
  3. heeft beheerd
  4. hebben beheerd
  5. hebben beheerd
  6. hebben beheerd
v.v.t.
  1. had beheerd
  2. had beheerd
  3. had beheerd
  4. hadden beheerd
  5. hadden beheerd
  6. hadden beheerd
o.t.t.t.
  1. zal beheren
  2. zult beheren
  3. zal beheren
  4. zullen beheren
  5. zullen beheren
  6. zullen beheren
o.v.t.t.
  1. zou beheren
  2. zou beheren
  3. zou beheren
  4. zouden beheren
  5. zouden beheren
  6. zouden beheren
diversen
  1. beheer!
  2. beheert!
  3. beheerd
  4. beherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beheren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
administrieren administreren; beheren; besturen
bewirtschaften administreren; beheren; besturen
verwalten administreren; beheren; besturen

Wiktionary Translations for beheren:

beheren
verb
  1. het beheer hebben over iets
  2. iets leiden, besturen

Cross Translation:
FromToVia
beheren leiten; verwalten manage — to direct or be in charge
beheren administrieren; verwalten; leiten administrergouverner, régir les affaires public ou particulier.
beheren verwalten; leiten; administrieren gérer — Administrer, diriger, manager
beheren administrieren; verwalten; leiten régirgouverner, diriger, conduire.

Related Translations for beheer