Summary
English to Dutch: more detail...
- scatter:
-
Wiktionary:
- scatter → verstrooien, verspreiden, uiteenspatten, uiteengaan
- scatter → strooien, rondstrooien, uiteennemen, punteren, spikkelen, stippelen, uitstrooien, verstrooien, uitzaaien, storten, gieten, plengen, schenken, vergieten
English
Detailed Translations for scatter from English to Dutch
scatter:
-
to scatter (sprinkle; spread; disperse; cast around; strew about; sow; toss about)
verspreiden; rondstrooien; verdeler; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verstrooien-
verdeler verb
-
verbreider verb
-
verstrooien verb
-
to scatter (dissipate; disperse; break up)
uiteenvliegen; uiteenstuiven; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen-
uit elkaar stuiven verb (stuif uit elkaar, stuift uit elkaar, stoof uit elkaar, stoven uit elkaar, uit elkaar gestoven)
-
uit elkaar vliegen verb (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)
-
to scatter (disperse; dissipate; break up)
Conjugations for scatter:
present
- scatter
- scatter
- scatters
- scatter
- scatter
- scatter
simple past
- scattered
- scattered
- scattered
- scattered
- scattered
- scattered
present perfect
- have scattered
- have scattered
- has scattered
- have scattered
- have scattered
- have scattered
past continuous
- was scattering
- were scattering
- was scattering
- were scattering
- were scattering
- were scattering
future
- shall scatter
- will scatter
- will scatter
- shall scatter
- will scatter
- will scatter
continuous present
- am scattering
- are scattering
- is scattering
- are scattering
- are scattering
- are scattering
subjunctive
- be scattered
- be scattered
- be scattered
- be scattered
- be scattered
- be scattered
diverse
- scatter!
- let's scatter!
- scattered
- scattering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for scatter:
Related Words for "scatter":
Synonyms for "scatter":
Related Definitions for "scatter":
Wiktionary Translations for scatter:
scatter
Cross Translation:
verb
-
to cause to separate
- scatter → verstrooien; verspreiden
-
to disperse
- scatter → uiteenspatten; uiteengaan
-
to distribute loosely
- scatter → verstrooien; verspreiden
-
physics: to deflect
- scatter → verstrooien
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• scatter | → strooien; rondstrooien; uiteennemen | ↔ disperser — Traductions à trier suivant le sens |
• scatter | → punteren; spikkelen; stippelen; rondstrooien; uitstrooien; verstrooien; uitzaaien | ↔ parsemer — semer ou jeter çà et là ; répandre. |
• scatter | → storten; strooien; gieten; plengen; schenken; vergieten | ↔ verser — Traductions à trier suivant le sens |